Sons of the East, een indie folk band uit Sydney, Australië gaf op woensdag 29 mei een optreden in de Q-Factory te Amsterdam. De muziek van de band wordt vergeleken met Mumford and Sons, maar waar Mumford besloot de banjo even in de kast zetten, (dat was overigens een groot discussiepunt van fans en muziekcritici) haalde Sons of the East deze eruit.

In het voorprogramma stond Amistat, de tweelingbroers hielden een akoestische set, zuiver en pure muziek is wat door de Q-Factory klonk. Een cover van Lewis Capaldi getitled ‘Someone You Loved’ zorgde dat een stil werd in de zaal, mooie samensmelting van hun stemmen. Zeker de moeite deze band even te gaan checken.

Na deze opwarmer was Sons of the East aan de beurt. De lichten gingen uit, de spotlights aan en nog voor de band het podium op kwam hoorde je een intro van JJ Cale – ‘Cajun Moon’. En toen kwam de band het podium op en startte de show met ‘California’, hard applaus en gefluit volgde. Het klonk goed maar de muziek pakte je niet meteen, wel zorgde het voor een geprikkelde nieuwsgierigheid. Helaas – iets wat tegenwoordig maar al te vaak het geval is – was er nogal wat geroezemoes, iets dat veel mensen nogal irriteert.

Jack, de zanger van Sons of the East heeft de charisma en de stijl van Johnny Cash en Alex turner van de Arctic Monkeys gemixt, mooi om naar te kijken en luisteren. Zijn houding, stijl en de spotlights staan hem goed. Bij het tweede nummer, ‘Fast And Slow’ voelde je dat je werd meegesleurd in de muziek. Wat een band en wat een stem, ook straalde de band plezier uit. De gitarist Dan lachte en keek af en toe enigszins wat verlegen om zich heen de zaal in, dat hem dan ook charmeerde,vervolgens klom hij onverwacht op een hoge geluidbox en pakte een solo- en spotlight momentje, Jack ging achter hem staan riep “Go get em boooy”.

Nummers als ‘Nothing Comes Easy’, ‘The Farmer’ en ‘It Must Be Luck’ kwamen voorbij. Hoogtepunt was het nummer ‘Keep Running’ van het nieuwe album ‘Burn Right Through’, wat komt dat live mooi tot zijn recht. Sons of the East speelde een afwisselende set, geen moment raakte je verveeld of afgeleid. Met een van de bekendere nummers ‘Into The Sun’, gezongen door Nik, kreeg de band de Q-Factory stil. Bij ‘Already Gone’ pakte Jack de microfoon en liep de zaal in en klom op de bar om ook even zijn momentje te pakken. Veel telefoons gingen omhoog om dit vast te leggen. Het concert werd afgesloten met ‘My Repair’, het publiek genoot met volle teugen.

Sons of the East is nog niet echt bekend bij het grote publiek maar mag gerust een parel genoemd worden. In de grote zaal van de Q-factory kwamen de Australische jongens goed tot hun recht, de muziek, de rauw- en puurheid. Verwacht wordt dat ze het grotere publiek gaan bereiken en ze over een aantal jaar niet meer wegkomen met de capaciteit van de Q-factory. Buiten dat het een fantastisch optreden was, voelden we zodra we de Q-factory uitliepen dat we getuige waren geweest van iets heel bijzonders.

Deel: