Het debuutalbum van de Ierse singer-songwriter Conor O’Brien, bekend als Villagers, eindigde vorig jaar hoog in vele eindejaarslijstjes. Hoewel de verwachtingen hooggespannen waren, was de grote zaal van Paradiso niet helemaal uitverkocht. Geen enkel probleem in dit geval, aangezien dit toch de intimiteit brengt die hoort bij dit genre muziek. Vanaf de eerste seconde werd duidelijk dat Villagers geen enkel probleem zou hebben met het inlossen van de verwachtingen. Zonder band stapte O’Brien het podium op en begon a capella ‘Cecilia & Her Selfhood’ te zingen. Waar een minuut daarvoor iedereen nog met elkaar aan het praten was, was de zaal nu doodstil met ingehouden adem aan het luisteren naar de verhalende manier van zingen, waarin de zanger lette op elk aspect; stemverheffingen of juist heel breekbaar, de articulatie van de woorden, het in de zaal kijken en er zo iedereen bij betrekken. Na anderhalve minuut begon hij ook gitaar te spelen en durfden sommigen weer adem te halen. Het optreden was pas één nummer oud, maar nu had ik al meer kippenvel momenten gehad dan ik vooraf had voorspeld voor de hele avond.

Het concert begon een kwartier later, want de tourbus van Villagers kreeg pech. Om deze reden zorgde de gevatte “the bus broke down”, als alternatieve introductie voor ‘Twenty Seven Strangers’ voor veel hilariteit onder het publiek. O’Brien besloot met dit couplet maar te beginnen, hoewel het eigenlijk pas op het eind van het nummer hoort. Bij ‘The Meaning of the Ritual’ kwam de band erbij, maar ook hiermee wist hij het kippenvel van zijn publiek met gemak te bespelen. Sommige nummers verschilden niet van het album, maar in veel nummers werd geëxperimenteerd. Dit experiment kwam vooral van de band die een begeleiding verzorgde die soms veel weg had van het harde experimentele instrumentgebruik dat Mogwai kenmerkt zonder dat dit ten koste ging van O’Brien’s zang. Degenen die denken dat een optreden van Villagers is als een avondje kampvuurliedjes luisteren zitten er dus mijlenver naast.

‘Becoming A Jackal’ is voor velen het beste nummer van het album, maar live – en dit klinkt ontzettend cliché – zijn echt alle nummers hoogtepunten, waardoor het gisteravond niet zo opviel als op het album. Zou je me dwingen een hoogtepunt te noemen, dan is het ‘I Saw the Dead’, maar dan vooral omdat het heel mooi was om te zien hoe O’Brien op de rand van het podium zittend met een keyboard op schoot het nummer speelde. Ook kreeg de zaal een nieuw nummer te horen, ‘Grateful Song’, dat zich onderscheidt van de oude nummers, en veelbelovend is voor een nieuw album. De drie toegiften bestonden uit wederom een prachtig akoestisch ‘That Day’, een mij onbekend nummer dat ik ‘You are Free’ noem (heb geen idee wat de officiële titel is) en ‘On A Sunlit Stage’ waarmee de avond met stijl werd afgesloten.

Ik heb het geprobeerd, maar ik kan werkelijk niets negatiefs verzinnen over het optreden. Mijn verwachtingen waren torenhoog, maar die heeft hij met gemak ingelost. Meer dan een uur lang heeft O’Brien de zaal weten te boeien, weten stil te houden, terwijl veel singer-songwriter concerten worden ontsierd door pratend publiek. Hij wist kippenvelmomenten af te wisselen met gevatte humor tussendoor, speelde niet de troef met clichépraatjes over hoe leuk hij het vond in Amsterdam te zijn en zijn stem overtrof alles. Waarom de zaal niet uitverkocht was blijft mij een raadsel, maar het maakte het optreden nog specialer dan het al was.

Deel: