Aan het einde van de straat is een klein café. Het ligt tussen de kerk en het kerkhof. Overdag kun je er ook postzegels, Bonne Mamam-jam en verse croissants kopen. Het dorpje heet Carresse en ik heb mijzelf getrakteerd op een zorgeloze vakantie. Daar ben ik namelijk enorm aan toe. Daarbij, de jongens van de band hebben een pauze ingelast. Ze zien het allemaal wat anders. Ik, ik zie niet zo veel. Ik ben trots op The Forlorn, en ondanks het feit dat we maar weinig optreden, weet ik dat we een goede partij free jazz in onze donder hebben. Ik maak me alleen een beetje zorgen om dikke Jules. Hij is mij te vaak verliefd. Nu ook weer, op een meisje uit Maastricht. Dat kan niet goed gaan, ben ik bang. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar volgens mij verkoopt ze haar kontje achter het station. Voor weinig. Ik hoop maar dat het niet zo is, en Jules eindelijk eens iemand aan de haak slaat die niet op zijn lege portemonnee uit is.

Ach wat, het zal allemaal wel los lopen. Ferdinand is er ook nog. Ferdinand, onze drummer, is van zulks een kaliber dat hij, zonder enige opleiding of ervaring, ons ensemble in het gareel weet te houden. Niet dat wij last hebben van enige rockbandproblemen, of zo, of last van groupies, geweld, drugs en alcohol. Neen! Wij hebben juist last van het ontbreken daarvan. Al was het er maar eentje van. Dat zou al mooi wezen. Toch zijn we dankzij Ferdinand nog steeds een band en blijven we stug eenmaal in de week oefenen. En ook al hebben we nog nooit één keer hetzelfde gespeeld, we zijn beter op elkaar afgesteld dan de radertjes in een Rolex. Okay, niet beter dan een Rolex, da’s inderdaad lichtelijk overdreven, maar maak daar ‘beter dan een Vostok Amphibia’ van, en je komt in de buurt. We zijn een fijn combo.

En nu hebben we even pauze, dan. Jules met zijn dikke kop in Maastricht, waarschijnlijk. Ferdinand (ik kijk even hoe laat het is, half drie in de middag) staat nu achter de CNC-machine bij de aluminiumfabriek en Juan Carlos is, als het niet regent, hoogstwaarschijnlijk de tuin aan het omspitten. Daar heeft hij een handje van. Niemand weet waarom, maar als het maar even kan, staat hij in zijn tuin te spitten. Er groeit niets in zijn tuin. En volgens hem is dat precies de reden. Ik weet het niet, maar ik vind het allemaal prima. Het zijn geweldige jongens en ik hoop stiekem nog steeds op een doorbraak. Wat ons zo sterk maakt, is de eenheid. We zijn niet vier solisten die hun instrument goed beheersen, maar we zijn een vierluik, dat als één instrument speelt. We weten alledrie wanneer we wat moeten doen. En hoe. Onze repetities zijn dan ook altijd weer een feest.

Nu, een pauze van twee weekjes. Ach, dat hebben alle bands wel eens. En daarbij, er staat geen optreden gepland. Met een beetje (maak daar heel veel van) geluk spelen we volgende week in de Rockstage te Tongeren. Dat zou wat zijn, zeg! Een optreden in de zaal waar we elkaar hebben leren kennen bij een optreden van The Stomp. Jaren geleden alweer.

De twee weken rust maak ik op in Carresse. Niet ver van het immer onderschatte Dax, in het zuiden van Frankrijk. Een dorpje waar het enige is wat je kunt doen, tot rust komen is. Met helder weer zie je Les Pyrénées in de verte en het glooiende landschap dat uitnodigt om lange wandelingen te maken. Lange wandelingen maak ik niet, maar wandelen doe ik wel. Dagelijks van de kleine Guyenne et Gascogne supermarkt naar het naamloze café aan het einde van de straat. Gisteren ben ik nog een dagje naar Salies-de-Béarn geweest. En overmorgen ga ik, misschien, naar Saint-Pé-de-Léren. Daar schijnt namelijk nóg minder te doen te zijn. Maar misschien blijf ik ook wel lekker hier. De Ricard smaakt prima en er staat een Gold Digger flipperkast.

Als Charles mij een Muscadet bijschenkt, vaagt hij mijn herinnering uit mijn hoofd. Ik neem het hem niet kwalijk. Wat kan Charles weten van wat er in mijn hoofd gebeurt? Dat kan hij niet, inderdaad. Sterker nog, ik zou het hem niet aan willen doen. Ik knik beleefd en jaag vuur in een verse sigaret en snuif de zoete geur van de herinnering aan Carresse op, vermengd met Muscadet.

Toen ik terugkeerde uit Carresse, na precies quinze jours, kreeg ik van mijn moeder een brief overhandigd. Ik krijg niet veel post, dus ik ben enorm nieuwsgierig. De brief komt uit Tongeren! Ik durf hem niet zelf te lezen, en vraag mijn ma hem voor te lezen. En het is zoals u denkt: The Forlorn gaat optreden in de Rockstage! En dat niet alleen. Niet alleen mogen wij optreden in Rockstage, wij zijn met ons optreden het voorprogramma van de Japanse Boredoms! Onze allergrootste helden (op wellicht, het eveneens Japanse, Ruins na). Ik gris de brief uit de handen van mijn moeder, die het niet helemaal begrepen heeft, maar wel snapt dat het allemaal goed nieuws is, en ik ren een kwartier lang door het huis heen. Buiten adem maar met genoeg adrenaline voor de rest van de week, pak ik de telefoon en ik bel Ferdinand op. Ik ben té enthousiast en kan het nieuws niet inpakken, en vertel hem in één zin wat er in de brief stond. Het is even stil aan de andere kant van de lijn en ik adem diep in en uit. Ik begrijp de stilte en verwacht nu elk moment een vreugdekreet. Maar nee. Na een kleine eeuwigheid zegt Ferdinand: “Jules heeft vorige week een kamertje gekocht in Maastricht en hij wil niet meer spelen. Hij gaat trouwen met die, hoe heet ze.” Zo goed als we elkaar begrijpen tijdens het musiceren, zo goed begrijp ik ook uit zijn woorden dat The Forlorn, op het punt van doorbreken, ten onder gaat. Verloren.

Berthold Sleuth, met kennis van muziek.

Deel: