Op dictator Manuel Noriega na is het zonder twijfel de bekendse Panamees: Billy Cobham. De drummer werd begin jaren 70 in één klap bekend met het Mahavishnu Orchestra (met daarin ook o.a. John McLaughlin en Jan Hamer) en Cobham leerde daar op uitzonderlijke wijze te mixen met verschillende stijlen. En dat allemaal op een drumstel dat in feite te groot was om nog te blijven zitten. Goed, dat drumstel heeft hij inmiddels alweer jaren geleden ingewisseld voor een drumkit van normale proporties, maar het icoon bleef een van de meest invloedrijke drummers. Billy Cobham speelde dan ook niet voor niets naast het Mahavishnu Orchestra bij Miles Davis, James Brown, Quincy Jones, Stanley Clarke, Grover Washington Jr., Horace Silver, Gil Evans, Sonny Rollins, Carly Simon, George Benson, Peter Gabriel en nog tientallen andere grote namen. Oh, en dan natuurlijk zijn tientallen eigen albums niet te vergeten. In zijn gehele carrière is er eigenlijk maar één minpuntje op te noemen: Het eenmalige optreden van Cobham bij Level 42, op het The Hague Jazz Festival in 2008. Het concert liep uit op een fiacso, aangezien Cobham de clicktrack niet op maat geregeld kreeg. De drummer speelde daar als vervanger van de verhinderde Gary Husband. En laat nu juist die laatste met grote regelmaat op Cobham’s concerten en albums meespelen, niet op drums, waar de multi-instrumentalist zo goed op is, maar op keyboards, zijn tweede instrument.

Compass point‘Compass Point’ is een live-opname van een concert dat Cobham in 1997 in het Compass Point Hotel op Barbados gaf. Hij nam zijn vaste mannen mee, bestaande uit de al eerder genoemde Husband (die overigens op zijn beurt Mahavishnu Orchestra toetsenist Jim Beard en Mahavishnu-violist Jerry Goodman enkele jaren later weer vroeg voor zijn ‘Force Majeure’- project), bassist Stefan Rademacher en gitarist Carl Orr, het trio dat in feite al jaren samen speelt met Cobham. De enige van het toch redelijk vaste groepje rond Cobham, die er destijds niet bij was is wellicht de beste jazztrompetist van de laatste jaren, Randy Brecker (ex-Parliament-Funkadelic, ex-Bruce Springsteen, ex-Dire Straits, ex-Frank Zappa, en nog zo  een hele lijst).

‘Compass Point’ is opgenomen op een manier waarbij de meeste artiesten bij voorbaat al zouden zijn omgekeerd. Op een tijdelijk podium boven een zwembad, terwijl de pianostemmer van de dag weigerde de piano van Husband nog te stemmen; Meneer had die dag een brief geopend waarin stond dat hij de jackpot had gewonnen van de Bahamaanse staatsloterij. En aangezien de stemmer de enige pianostemmer van de beroemde eilandengroep was, betekende die hoofdprijs een artikel uit de categorie wetten van Murphy voor de groep. Toch, en vooral dankzij de onmetelijke inspanningen van Cobhams vaste technicus Craigh Bishop, is ruim 15 jaar na dato toch nog een dubbel-cd kunnen verschijnen van het concert.

Zoals het hoort bij een instrumentaal live-album wordt de bandvooraf aangekondigd en hebben de bandleden afzonderlijk hun persoonlijke show-off’s. Zo is Stefan Rademacher overduidelijk in zijn nopjes tijdens ‘Mirage’, neemt Carl Orr zijn solo in het doorhemzelf geschreven openingsnummer ‘The Snaffler’ en krijgt Garry (‘Hubbo’ voor vrienden, zei hij me jaren geleden al eens) Husband er onderhand meer dan de meester himself. Zelfs die door Orr geschreven opener lijkt soms op een cadeautje voor de toetsenist. Dat Cobham zijn eigen solo’s vaak weglaat is bekend van de goedlachse drummer, hoewel ‘Mushu Creole Blues’ de vaardigheden van de Panamees goed ten gehore brengt. Hoewel de stijl van Cobham, en ook van ‘Compass Point’ een overduidelijk fusion-sausje heeft, probeert Billy op de ‘Mushu Creole Blues’, zoals de naam al doet vermoeden, de blues uit. Tesamen met het gitaarspel van Orr lukt het de drummer meer dan aardig. Gelukkig toch is de rest van het dubbel-album in de van Cobham zo bekende fusion- en jazzstijl, want dat is toch de setting waarin we Cobham het liefst ontmoeten.

Met ‘Les Cocos’ brengt Cobham zijn goede vriend en uitdager Husband in positie. Het door de Britse drummer/pianist geschreven nummer brengt verschillende stijlen jazz en fusion tesamen en geeft juist Cobham nogmaals de ruimte een flinke show-0ff neer te zetten.  En dat terwijl het nummer met zijn 6 minuut 16 seconden het kortste nummer van de cd is. Een van de beste nummers is de ode aan het geboorteland van Cobham, ‘Panama’, waarop Cobham, maar vooral Rademacher, Orr en Husband in een soort van battle over en weer jammen. Het nummer is een ware streling voor het oor en een ieder die wel eens aanwezig is geweest bij een heuse jazz-battle in een echte ouderwetse jazz-club (Ronnie Scott’s in Londen is daarbij een goed voorbeeld) heeft bij het nummerdan ook direct de beelden voor ogen. Het is de sfeer die de vier mannen op de plaat met groot gemak neer hebben weten te zetten.

Over ‘Compass Point’ is er gewoonweg weinig slechts te schrijven, of je zou het moeten gooien op het feit dat het publiek, dat bij een live-uitvoering doorgaans toch wel aanwezig dient te zijn, slechts mondjesmaat en in de verte te onderscheiden is. Het is echter een futiliteit, want naast de heren bandleden heeft Craig Bishop een puike opname weten te maken, die overigens nog is gemasterd door niemand minder dan François Kevorkian, de vanuit New York opererende Frans/Armeniër, die wereldwijd gezien wordt als een van de voorvaders van de house-muziek, wat in feite ook een vorm van fusion was. Het geheel maakt van ‘Compass Point’ een van de betere fusion-albums van de 21e eeuw en van Cobhams quartet wellicht de beste traditionele fusion-groep sinds het Mahavishnu Orchestra. (8/10) (Cleopatra Records)

 

Deel: