Bruis is terug, en hoe! Op een nieuw festivalterrein in het ook al nieuwe Frontenpark. In samenwerking met Het Parcours, de voorproeverij van het Culturele seizoen in Maastricht. Aan de voet van de markant groene gashouder was er drie dagen aandacht voor kunst en cultuur, waaronder de betere muziek van de Lage Landen, en ver daarbuiten.

Bruis heeft een status opgebouwd van een gratis festival met een altijd gedurfde programmering met een mengeling van bewezen, vrij alternatieve acts en opkomende jonge honden, vaak met een opvallende voorkeur voor Belgische acts. Deze versie was een ijzersterke doorstart in een turbulente Bruisgeschiedenis. Zowel muziek, terrein als publieke opkomst voorspellen een zonnige toekomst op een prachtige locatie, waarop nog veel meer mooie dingen mogelijk zijn.

Portland

Aan de Belgische band Portland de eer om het festival op vrijdag tegen 6 uur te openen en daarmee ook het nieuwe terrein in te huldigen. Natuurlijk altijd een moeilijke taak voor een band. Dat bleek ditmaal ook. De vier bandleden stonden fris en fruitig op het podium toen het publiek langzaam binnenstroomde. Dan kun je als band de tactiek hebben om te overrompelen óf muzikale kwaliteit te bieden om het publiek aan je te binden. De muziek van Portland hoorde absoluut in de tweede categorie thuis: gevoelig, zweverig, melancholiek. En daar wrong ook een beetje de schoen: Portlands sound zou veel beter tot zijn recht komen in een kleinere, donkere, intiemere setting (Muziekgieterij: tip voor komend seizoen!).

Ondanks het ruimtelijke nadeel om te openen op een groot podium op een warme zomer namiddag, wist Portland zich heel goed staande te houden. Sterker nog, het lukte om het publiek mee te zuigen in hun intieme muziek, die op één of andere manier typisch Vlaams klonk door het gebruik van elektronica en beats. En dit is zeker een compliment. Ergens in de verte klonk altijd wel weer de onvermijdelijke Oscar and the Wolf door, met soms scheutjes van de (Britse) Låpsley. Maar alles bij elkaar was het een heel eigen sound, met name door de mooie samenzang van Jente Pironet  en Sarah Pepels. De laatste gestoken in een opvallende summerdress, volledig afgestemd op de meteorologische omstandigheden. Hun stemmen klonken zuiver; soms melancholiek, soms klagend, smachtend, maar ook elkaar opdrijvend, om elkaar kronkelend tot grote hoogten, waarbij Sarah’s stem soms prachtig hemels klonk. En dat op een bedje van zweverige synths en gitaarklanken, ondersteund door een strakke beat. Niet alle nummers waren even sterk en leken soms nog een klein zetje nodig te hebben. Maar in een aantal, zoals ‘Expectations’, ‘Pouring rain’  (winnende song van De Nieuwe Lichting van Studio Brussel in 2018) en ‘Lucky clover’, viel alles toch op zijn plaats en bleek dat Portland een mooie diamant is, die nog wat bijgeschaafd moet worden en dan tot grote schittering zal komen. Het publiek zag en voelde dit ook, getuige de aandacht en respons. En dat is een heel groot compliment voor de opener van dit bruisende festival.

Indian Askin

Op het festivalterrein staan de twee podia recht naast elkaar, wat er voor zorgde dat je nooit ver hoefde te lopen en nooit hoefde te kiezen naar welk band je wilde gaan kijken. De logische volgende band was dan ook Indian Askin, Nederlands trots van … Ja, van wat? Volgens henzelf van de ‘nu-punk met rock-, punk- en psychedelische elementen, geïnspireerd door de muziek uit de jaren zestig, zeventig en negentig.’ Tsja, zo zit je dus altijd goed. Maar het levert soms ook een identiteitscrisis op. Wie zijn Indian Askin eigenlijk? Waar staan ze voor? Op Bruis werd dit bevestigd: een breed palet aan stijlen, emoties. Tegelijk hun kracht, maar ook hun zwakte. Want het lijkt of ze overal ‘net niet’ zijn; wellicht ook de reden dat ze nog steeds (net) niet echt zijn doorgebroken. Aan de entourage lag het niet: perfecte rockstilisten met zanger Chino Ayala in zwart pak (uiteraard zonder hemd) en coole zonnebril en bassiste Jasja Offermansstrak met een echte, rauwe, rockattitude. Beiden gezegend met een goede stem, vaak ook tweestemmig sterk en hun instrumenten tot in de puntjes beheersend, ondersteund door een pompende drum met gedurfde breaks. Al met al een echte festivalact. Het publiek genoot, maar toch… we misten iets: de verrassing, de overtreffende trap, de interactie, de perfecte song? Of waren we te veeleisend voor onze Amsterdammers en was het gewoon een prima festival opreden? Ja dat was het al met al toch wel…

Cassia

Terwijl het publiek weer langzaam van podium 1 naar podium 2 schuifelde, misschien onderweg een drankje bemachtigend die de prettige festivalsfeer nog meer eer aandeed, begonnen de eerste tonen van Cassia.: Zomerse, warme, Afrikaanse ritmes. Perfect passend op deze plaats bij een langzaam ondergaande zon. De drie Britse bandleden hebben een goed ontvangen debuutalbum ‘Replica’ en zijn driftig op zomertour. Het ideale seizoen voor hun vrolijke zomerse sound, die uitnodigt tot een mooi festivalfeestje. En dat werd het ook. Het publiek was snel mee en de drie bandleden raakten steeds dieper in een vrolijke, intense vibe, waardoor de set voor je gevoel eigenlijk te vroeg was afgelopen. Ondanks het feit dat de nummers soms wel erg op elkaar leken en de teksten niet al te diepgravend waren, handelend over oppervlakkige probleempjes van jeugd en volwassen worden in Engeland…

Maar wie maalde daar om als het allemaal heel enthousiast klonk, de energie eraf spatte, de (samen) zang prima was en de ritmische vondsten speels en verrassend waren ? Dat laatste kwam vooral op het conto van de Zambiaanse roots van zanger Rob Ellis.  Het leek een zomerse, verfrissende versie van de (oude) Kooks. En dat is een compliment voor deze drie jonge heren! Songs als ‘Movers & Shapers’, ‘100 times over’ en ‘Loosen up’ maakten Cassia tot de zomerse verrassing van de avond. Zoals ze zelf toepasselijk zongen in ‘Loosen up: “Keep on moving, hold up my hand so I can see the sunset, try to forget.” En dat deden we: alle problemen smolten als sneeuw voor de (ondergaande) zon …

Het publiek bleef toestromen, met opvallend, maar niet onverwacht, veel Belgen. Waarschijnlijk afgekomen op ‘hun’ superact en afsluiter van de dag Whispering Sons. Maar eerst nog de beurt aan respectievelijk Finn Andrews en Stand of Oaks.

Strand of Oaks en Finn Andrews

Finn Andrews is de frontman van de bekende indieband the Veils. Zijn kenmerkende donkere stem, met rauwe snik, is altijd duidelijk herkenbaar en was bij dit optreden ook een baken van herkenning. Hij speelde zelf piano en gitaar en liet zich ondersteunen door contrabas, viool en drum. Al met al een klassiek getint ensemble dat de gevoelige nummers ten uitvoer bracht. Dat was enerzijds de kracht van het optreden, maar soms ook de zwakte. De rustige songs kwamen op het grote podium niet helemaal uit de verf en verdienden eigenlijk een meer intieme setting. De uptempo nummers, sommige van the Veils, deden het publiek echter meteen meevoeren in de kundig opgebouwde songs en bijpassende sfeer.

Strand of Oaks lukte dit gedurende vrijwel het gehele optreden. De americana rock rond de charismatische zanger Timothy Showalter, in zwart gehuld met hoed en lange baard, golfde van lang uitgesponnen naar puntig; altijd zuiver en met (Amerikaanse) stijl. Een optreden dat bewees dat een grotere zaal, zoals de nieuwe Muziekgieterij, makkelijk plat gespeeld zou kunnen worden.

Whispering Sons

Maar al tijdens dat puike optreden schoven toch steeds meer mensen naar het andere podium, om zo een goed plekje te veroveren voor de hoofdact: Whispering Sons, de Belgische band die in één jaar tijd naar grote hoogte is gegroeid: begin januari in de kleine zaal van de Muziekgieterij, nu hoofdact op Bruis, met een zeer massaal opgekomen publiek. En dat kreeg wat het verwachtte: een meeslepend concert van zangeres Fenne Kuppens en ‘haar’ mannen. Fenne in maagdelijk wit gehuld, ‘haar’ mannen in zwart. Zwart als de kleur van hun muziek, naadloos passend in de wavy jaren ’80 met als referenties Joy Division en Sisters of Mercy, hoewel ze in een interview duidelijk aangaven niet daarmee vergeleken te willen worden, maar alleen met henzelf. En ze hadden gelijk: hun muziek is uniek. En trekt een steeds groter publiek nadat de Humo’s Rockrally was gewonnen: Sziget, Best Kept Secret en Werchter lagen al aan hun voeten, nu dus Bruis. En ook nu had de band meerdere troeven in handen, die ze moeiteloos uitspeelden. De grootste was natuurlijk hun aangrijpende muziek. Hoewel niet elk nummer even sterk is, is wel elk nummer even intens en grijpt je vroeg of laat naar de strot. Maar misschien is de grootste live-troef wel het indrukwekkende optreden van frontvrouwe Fenne Kuppens. Haar androgene uiterlijk, diepe stem en vooral haar podium performance laten je helemaal meesleuren in de intense emoties van de songs. Haar mimiek, zangstijl en bewegingen zijn van een aparte schoonheid. Of zoals een vrouwelijke toeschouwer het noemde; ze is een echte anti-held … prachtig getypeerd.

Whispering Sons werkte de songs van hun onvolprezen debuutalbum vakkundig af en bewezen weer een stap gegroeid te zijn in hun uitvoering. Nog rustig en relaxed bij de soundcheck, gingen bij de bandleden de knoppen volledig om bij de eerste tonen van opener Stalemate en bouwden ze hun eigen universum. Ze namen het publiek mee naar het hoogste punt van een emotionele rollercoaster en stortte hen daarna meedogenloos de diepte in. Dwars door rook en duisternis, belicht in spannend en onheilspellend rood en blauw, met in elke bocht een hernieuwd gevoel van angst, pijn, vervreemding en toch ook opluchting.

Dwars door het hele repertoire bleef de dollemansrit van emotie boeien, visueel perfect vertaald door de mimiek, en bewegingen van Fenne. Grote klasse wederom. Dit schept hoge verwachtingen voor het tweede album. Benieuwd of ze nóg een tandje kunnen bijzetten.

Foto’s (c) Anita Martin

Deel: