Het is druk bij Paradiso. Wanneer ik aan kom lopen om even voor acht staat er een groepje mensen buiten te roken bij een reclamebord. Dichterbij gekomen lees ik dat vanavond de albumrelease van ‘Tits’n Ass’ van Golden Earring plaatsvind. Nieuwsgierig loop ik naar binnen en probeer stiekem een kijkje te nemen in de grote zaal maar ik word scherp in de gaten gehouden door de portiers. Ik kom namelijk helemaal niet voor Golden Earring maar voor Richard Buckner die vanavond in de kleine zaal een set zal spelen. De grote zaal is stampvol en ironisch genoeg loop ik, eenmaal boven, een vrijwel leeg zaaltje binnen. Blijkbaar wordt er weinig publiek verwacht want langs de muren zijn tafeltjes en stoeltjes opgesteld om de ruimte een beetje op te vullen.

Richard Buckner zal voor velen een kleinie introductie nodig hebben. Hij is een singer-/songwriter uit het zonovergoten Californië. Zijn muziek klinkt echter alsof het tot stand is gekomen in een eenzame, rommelige huiskamer ergens in een klein dorpje in Texas. Buckner wordt over het algemeen geassocieerd met ‘alternative country’ en wordt door veel artiesten geprezen. En dit zijn niet zomaar artiesten: onder andere Justin Vernon (Bon Iver) citeert Buckner als een van zijn grootste invloeden.

Ik stel me vooraan het podium in een hoekje op waar ik rustig wat aantekingen maak waneer er een man binnenkomt. Hij is een jaar of 50, ongeschoren, draagt zijn grijzende haar in twee lange vlechten en draagt een alledaags kloffie. Hij doet je denken aan zo’n man in de supermarkt die twee halve liter blikken bier afrekent met bijeengeraapt kleingeld. Totdat hij zijn mond opendoet om bekenden te begroeten. Zijn zachte, rokerige maar volle stem herken ik direct: dit is de man van het uur, de man waarvoor we hier zijn. Richard Buckner.

Terwijl Buckner zijn gitaar uitpakt, zijn arsenaal aan pedalen installeert en een slok rode wijn neemt wandelen nog wat mensen de zaal binnen. Sommigen blijven en anderen realiseren zich dat ze de verkeerde zaal zijn binnengestapt. Buckner neemt plaats op een pianokruk, neemt zijn met setlist beplakte gitaar ter hand, neemt nog een laatste slok wijn en begint te spelen. Ik herken het eerste nummer direct als ‘Traitor’, de openingstrack van het album ‘Our Blood’ uit 2011. Door middel van de pedalen neemt hij zijn gitaarspel op, speelt het af en tokkelt daar weer een ander deuntje doorheen. Zo laat hij ook de nummers in elkaar overlopen.

Doordat ik alleen het album ‘Our Blood’ heb geluisterd ken ik de volgende nummers niet maar de derde track breekt mijn hart. De combinatie van het subtiele gitaarspel en zijn breekbare stem zorgen voor een intieme sfeer en ik durf bijna geen adem te halen. Ondanks dat de meeste mensen aan tafeltjes zitten of ergens achterin de zaal staan is alle aandacht op hem gericht. Niemand kucht of knippert zelfs met zijn ogen, zelfs de barman stopt met tappen. De tijd lijkt stil te staan en het publiek, amper twintig man, is in vervoering door het met emotie doordrenkte nummer. Buckner zit over zijn gitaar gebogen en gaat, net als het publiek, helemaal op in het moment. Als het einde van de song nadert zie ik een druppel van zijn gezicht vallen en op het podium uiteenspatten. De benauwde zaal en de warme spots zouden mij ook laten zweten maar het leek toch verdacht veel op een bittere traan.

De laatste noten sterven weg en zowel Buckner als de zaal is even stil. Dan volgt er een applaus dat luider is dan je van een handjevol mensen zou verwachten. Na een kort “Thank you” vervolgt hij zijn setlist waar ik maar een paar nummers van herken maar allen even mooi zijn. Zijn liedjes druipen van eenzaamheid en zouden perfect passen op de soundtrack van de muziekfilm ‘Crazy Heart’ met Jeff Bridges. Voordat hij zijn laatste nummer speelt vertelt hij nog even waar de meeste van zijn liedjes over gaan. Als voorbeeld neemt hij het eerste nummer ‘Traitor’: “The song is about when you wake up in the morning. On your couch. On the ground is a glass with something light brown in it, which was probably some kind of mixdrink just a few hours ago.” Het beeld dat hij schetst past perfect in het plaatje van die film en als ik mijn ogen sluit zie ik het beeld haarscherp voor me.

Na zijn laatste nummer, ‘Escape’, staat hij onder applaus op en begint vrijwel direct met opruimen. Maar het applaus houdt aan waardoor hij toch nog maar een toegiftje speelt die hij inleidt met “I thought I was off the hook!” En met de woorden “ I’d like to play this song for you that I’ve been playing for my cats.” eindigt hij zijn concert met een nummer waarvan ik de naam alleen kan gissen maar waar de tijd weer drie minuten voor stilstaat.

Deel: