Afgelopen zondag was het de tweede keer dat De Wereld Draait Door naar buiten ging. Een soort live-versie van het tv-programma in het heel erg groot. De achtertuin van de DWDD-studio, het Westerpark, was omgebouwd tot een festivalterrein met een vrolijke parade van uiteenlopende acts. Lezingen, voordrachten, muziek, baarden trimmen, eten en drinken, in alles was voorzien. En uiteindelijk werkte zelfs het weer – toch geen onbelangrijke voorwaarde voor een geslaagd festival – goed mee.

Verslag doen van zo’n festival is echter geen sinecure. Het blokkenschema dat je als programma meekrijgt ziet er op z’n best uit als een schaakbord, maar eerder nog lijkt het een kleurenversie van een QR-code. Scannen met m’n mobiel leverde helaas niets op, dus ging ik over op het edele handwerk: kiezen wat je gaat zien en horen. Dat blijkt helaas een puzzel die vooral neerkomt op besluiten wat je dan noodgedwongen níet gaat zien. Het aanbod is namelijk zo divers en alom interessant dat wat je ook moet laten schieten eigenlijk altijd iets is wat je zielsgraag gezien had willen hebben. Ik heb er daarom voor gekozen er een soort muzikaal tapas-menu van te maken. Een beetje van dit, een hapje van dat, een toefje zus of zo. En als het lekker was nam ik lekker nog meer.

Mijn programma startte in de Gashouder bij de Guilty Pleasures die gastheer Matthijs van Nieuwkerk in De Wereld Draait Door muzikanten die te gast zijn met enige regelmaat laat bekennen. Niet gehinderd door enige vorm van schroom worden daar versies gebracht van nummers waarvan iedereen weet dat ze ’fout’ zijn, maar waarvan tegelijkertijd vast staat dat ze eeuwigheidswaarde hebben. Die openbaart zich echter pas zodra ze vertolkt en in het juiste jasje gegoten worden door een artiest met de passende bevlogenheid. Deze niet geringe opdracht heeft in de tv-versie al menigmaal tot pareltjes geleid en op het podium in de Gashouder zou dat niet anders zijn. Michael Prins, Jett Rebel, Mister and Mississippi en Douwe Bob deelden ons in hun heimelijke liefdes voor foute nummers. En of ze fout waren. En of het pareltjes werden! Michael Prins nam ons op piano mee in een potpourri langs Bryan Adams, Take That, de Goo Goo Dolls en Elton John. De zaal wilde wel, maar het was nog vroeg in het programma. De sfeer kwam er daardoor pas echt goed in toen Jett Rebel volgde. Slechts begeleid door zijn drummer ging hij geheel in stijl (een gecontroleerde ontploffing, zou ik het noemen) loos op z’n Yamaha CP70, de onovertroffen stage piano, en een oude analoge Juno synthesizer. The stage to Jett Rebel! Met zijn versie van ‘Give it 2 U’ van Robin Thicke en zijn voor de beperkte bezetting aangepaste versies van Louise en Tonight (vette analoge synthesizer solo, hoe guilty kan je pleasure zijn!) bracht hij de toeschouwer een tweemans power-optreden waarop menig artiest (ook op dit festival) zich stuk zou kunnen bijten.

De adrenaline kon weer naar een acceptabel niveau met de set van Mister & Mississippi. Ze openden met een zeer stemmige, folky versie van The Village People’s ‘YMCA’, en brachten daarna nog wat van hun ingetogen eigen werk. Op die manier vormden ze een mooie brug naar Douwe Bob’s akoestische set, die hij bracht met Jan Peter Hoekstra, de meester-gitarist uit zijn band. Via ‘Like a stone into the river’ en ‘You don’t have to stay’ (inclusief driestemmige publieksparticipatie, ja, we zaten er goed in tegen die tijd!) bracht hij ons naar een prachtige verstilde versie van ‘Believe’ van Cher. Omgetoverd in een Americana-versie was deze topcover de ultieme guilty pleaure van het programma. Je staat er niet om iets op te steken, natuurlijk, maar als iets ons de serie Guilty Pleasures leert dan is het wel dat muziek waarden overstijgt en er feitelijk geen foute muziek bestaat als de intentie en het vakmanschap maar oprecht zijn. Die waren er en dat maakte het leuk. Jammer dat op Michael Prins na de acts elk maar één enkele guilty pleasure brachten en verder hun eigen repertoire stonden te pluggen. Dat deed het concept wat schade. En persoonlijk miste ik een goeie ouwe van Abba, dat ook. Zo heeft iedereen zijn eigen heimelijke pleziertjes.

Oprechtheid en vakmanschap in de muziek vinden steeds meer mensen tegenwoordig terug in het werk van singer-songwriters. Het concept kreeg in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw vorm vanuit de club The Troubadour in Los Angeles, als tegenhanger van de ‘lege en loze’ popliedjes uit die tijd. In ons land leeft het genre de laatste tijd op door Giel Beelen’s tv-programma ‘Beste singer-songwriter van Nederland’, dat nu het derde seizoen in gaat en dus op DWDB een eigen podium verdiende. Je zag in het Transformatorhuis dan ook behalve op het podium ook in de zaal verrassend veel jongeren. De meer bedaagde toeschouwer – ik moet mezelf daar vrees ik zo langzamerhand toch echt toe gaan rekenen – kan misschien de vergelijking met Carole King, James Taylor of zelfs een vroege Elton John (daar heb je hem weer!) niet onderdrukken. Het idee van de zichzelf beschrijvende artiest is voor de jongeren in de zaal in de meeste gevallen denk ik iets nieuws, en voegt aan de songs een dimensie toe die hen voorheen wellicht vreemd was. De liedjes gaan niet meer over universele waarheden en andere platitudes, maar over de artiest en zijn of haar wereld zelf. Daarmee brengen die wat ze zingen en spelen heel dichtbij. De verbinding die de muzikanten op die manier maken met hun publiek maakt ze kwetsbaar en herkenbaar, in een tijd waarin dat bepaald de mode niet is, of (te) lang niet is geweest.

Arjen Lubach ‘deed’ als een van de vaste gasten bij De Wereld Draait Door op tv de hele dag het Transformatorhuis en introduceerde Giel Beelen, die op zijn beurt een voor een zijn beschermelingen aan het publiek voorstelde. Stef Classens beet het spits af met vier nummers, waarna Valentina (Elèni), Myriam (West) en Youri (Lentjes) allemaal een song brachten. Daarbij onderscheidde wat mij betreft vooral Valentina zich door haar oorspronkelijkheid. Niet alleen het feit dat ze als enige in het Nederlands zingt, maar vooral haar muzikaliteit valt op. Ze schrijft en speelt open, buiten het traditionele idioom van de singer-songwriter en het klinkt nergens getruukt. Als Giel zelfs zegt dat hij zoiets nog nooit gehoord heeft, dan heb je wat. Haar langgerekte melodieën over fraaie en niet bijzonder gebruikelijke akkoordprogressies maken haar verbondenheid met de muziek van Spinvis voelbaar, zonder als een adept te klinken. Wat mij betreft steekt ze daardoor uit boven het nogal gelijkvormige stijlgemiddelde van de andere singer-songwriters waarmee ze vandaag het podium deelde.

In de Gashouder stond inmiddels Kelis met haar band op de planken een hele strakke set te spelen, voor wederom een volle bak. Er was overduidelijk naar haar uitgekeken en we mogen ons gelukkig prijzen dat DWDB een plekje op haar overvolle touragenda had weten te bemachtigen. ‘Rumble’, ‘Trick me’, ‘Friday Fish Fry’, ze passeerden allemaal de revue. Een prachtige présence, een dijk van een stem, een super strakke band, veel Amerikaanser krijg je het niet tegenwoordig. Je hoort het gospelkoor in iedere noot die ze zingt doorklinken (vooral het a capella gezongen ‘Feel Good’), wat niet zo verwonderlijk is met een vader die naast jazzmuzikant ook nog priester is in de lokale kerk. Na ‘Breakfast’ en ‘Millionaire’ voerde mijn programma me weer verder. Wie haar gemist heeft kan het goed maken op 13 juli als ze op het North Sea Jazz Festival staat. Een absolute aanrader.

Het programma bood me nu de gelegenheid om voor Blaudzun nog gauw even een kwartiertje mee te pikken van de lezing door professor doctor Eric Scherder. Zijn presentatie was een van die gerechten die ik door de overvolle menukaart noodgedwongen had moeten laten passeren, maar een klein hapje kon ik niet weerstaan. Mijn persoonlijk verbinding met het thema maakte een uiteenzetting over de effecten van luisteren naar en beoefenen van muziek op het menselijke brein bijzonder interessant, en geen artiest te na gesproken betreurde ik mijn keuze hem te laten schieten al bij de eerste woorden die ik hoorde. Feitelijk dus vrijwel zijn laatste. Wie geïnteresseerd is in de vraag waardoor muziek de emoties beroert, en waarom de herinnering aan muziek die emoties jaren later nog steeds ongefilterd kan oproepen raad ik van harte aan zich in zijn werk te verdiepen.

Maar goed, toen kwam Blaudzun. Als ik eerlijk ben was dat een van de acts waarnaar ik het meest uitkeek. Als je het dan hebt over buiten de lijntjes kleuren, dan is hier een fraai voorbeeld. Een lekkere vette act, een feest van sferisch grof geweld en bombast op het podium. Dat was precies wat ik hoopte te krijgen. De naar mijn smaak soms tamelijk ‘künstlerische’ en klinische studiosfeer werd volledig vervangen door de rauwe randen van het live spelen. Dat past bij zijn nieuwe album ‘Promises of no man’s land’, waarop zoals hij zelf op zijn site zegt, “het geluid meer en meer bepaald wordt door bombastische drums, elektrische gitaren en analoge synthesizers.” En ook: “Ik heb gezocht naar een venijniger geluid, bozer in plaats van brozer. Daar vroegen de liedjes om. Ik ervaar ze als moderne strijdliederen, die je soms voor en soms na al dan niet verloren veldslagen kunt zingen.” Het was te horen. Compleet met overstuurde bassen. Dat dan weer wel. Ik stond toch echt niet te dichtbij, maar de allesoverheersende lage bassen in de mix kwamen de verstaanbaarheid van de muziek op het veld niet bepaald ten goede. Dat is iets waar de artiest zelf natuurlijk weinig aan kan doen, maar ik heb toch de meeste tijd met de vingers in mijn oren de oversturing eruit moeten filteren. Maar dan hoorde je warempel ook wat een prachtige artiest Blaudzun is en wat een feest het moet zijn om in zijn band te spelen. Dit doen in Nederland maar weinigen hen na. Als je het zeker wilt weten en mijn woord er niet voor wilt nemen: op zijn site staan nog voldoende tourdata om je van mijn gelijk te overtuigen.

Daar de regen nu toch echt begon te vallen brak ik ook deze gang af en zocht mijn heil weer in de Gashouder. Naar later bleek terecht. Mijn mede-festivalgangers die wat trouwer aan Blaudzun zijn, hebben dat moeten bekopen met een niet te onderschatten nat pak. Uiteindelijk moest het optreden zelfs afgebroken worden (of was het alleen de toegift die niet door kon gaan?), aangezien regen en elektronica slecht samengaan. We hebben liever muzikaal vuurwerk. Met Blaudzun nog in het hoofd stak ik over naar het Transformatorhuis om, vuurwerk van een geheel andere orde, het Zo! Gospel Choir featuring Shirma Rouse te gaan zien. En dan merk je wat de reikwijdte van programma’s als The Voice of Holland en Korenslag wel niet is. Rijen dik échte vrienden stonden er voor de deur. Slechts een handjevol van hen zou uiteindelijk de zaal in kunnen, aangezien die op zulke hoeveelheden niet berekend is. Ook het geluid van het koor paste er eigenlijk niet helemaal in. Het was aandoenlijk om de geluidstechnici te zien strijden, maar uiteindelijk wonnen toch de kale muren het van hen en kregen de toehoorders van alle kanten het koor (onder muzikale leiding van Shirma Rouse en de “Dutch Queen of Soul, R&B en Gospel” Berget Lewis) toegediend. Desalniettemin overtuigden ze mij al snel. De band opende in de beste gospeltraditie met rete-strakke funk, en met schitterende en aangrijpende uitvoeringen twee van mijn favoriete songs van Michael Jackson, ‘Man in the mirror’ en ‘I’ll be there’, pakten het koor, Shirma en Berget me in.

Na nog een nummertje of twee van Moss te hebben gehoord (wat valt er over die band te zeggen… Onuitwisbare waar de op Nederlandse podia, garant voor kwaliteit en live-spektakel. Ik kan het niet helpen, maar ik moet als ik ze hoor toch ook steeds weer aan T.C. Matic in hun beste dagen denken), voerde een inmiddels toch wel erg nodig geworden dinner break me naar Michael Kiwanuka. De soulvolle Engels-Oegandese singer-songwriter vulde het podium met zijn driemansformatie slechts ten dele, maar de zaal wederom geheel. Ik zou hem graag ook eens helemaal in zijn eentje op een piepklein podiumpje in een kroeg in de binnenstad horen. Volgens mij komt hij daar nog beter tot zijn recht.

Hoewel ik desondanks graag meer had gehoord voerde de gesel van mijn programmaboekje me voort, op naar Nico Dijkshoorn. Die had tenslotte ook in de tv-versie me regelmatig tot maar moeilijk te bedaren lachbuien bewogen, en nu zou ik eens in het echt gaan meemaken wat über-onderkoeld is. Hij was al even bezig toen ik binnenstapte en zodoende viel ik, gelukkig vrij vooraan, in het verhaal dat me deelgenoot maakte van zijn belevenissen met zijn Uggly Doll, het boek Knife Skills Illustrated en ‘zijn goede vriend’ Lou Reed. Dat boek bestaat echt, net zoals de Uggly Doll en Lou Reed (in memoriam). Het is allemaal leuk, absurd en toch net echt. En als je niet beter wist dan zou je wat hij erover vertelt nog geloven ook. Gelukkig weet ik ook niet beter, dat maakt het leven wel zo overzichtelijk. Het leuke aan het optreden van Dijkshoorn was daarbij dat hij het zelf ook heel leuk om lijkt te vinden om zijn gedichten en verhalen voor te lezen en, niet te vergeten, liedjes op zijn gitaar te spelen. Hij brengt zeer verdienstelijke Americana, liefst van zijn grote held Steve Earl. En als het even kan, en dat kon zondag, doet hij dat samen met Tim Knol.

Op zijn blog beschrijft hij waarom. “Dat vrolijk pratende mannetje, dat aan zijn versterker pulkende kereltje, veranderde voor mijn ogen, alleen maar door te zingen, in een 96-jarige singer-songwriter, die in zijn liedjes nog één keer terugkijkt op zijn leven. Magisch.” Hij geeft je een kijkje in zijn eigen wereld. De wat klunzige, morsige man die je zijns ondanks in zijn wereld meeneemt, biedt je een kans als voyeur de gedragingen en bevindingen van een wat vreemde soortgenoot te beschouwen. Met het wat ongemakkelijke besef dat het misschien wel jouw eigen wereld is waar je om staat te lachen. Het is de beschouwing van en het commentaar op onze, nee zijn, nee toch onze wereld ad absurdum. Ik weet niet wie me uiteindelijk heeft weggedragen, maar het was een hilarische belevenis die ik iedereen kan aanraden. En Cees Buddingh lezen, dat moeten we ook allemaal doen van Nico. Gelijk heeft-ie.

De ontknoping van de dag naderde nu met rasse schreden. Via Paolo Nutini die op het hoofdpodium de dag met zijn mega-band afsloot laafde ik me uiteindelijk in het inmiddels zo vertrouwde Transformatorhuis aan de slotnoten van de dag, de echte uitsmijter. Douwe Bob, nu met voltallige band. Ook weer via Giel Beelen’s ochtendshow is een samenwerking ontstaan met niemand minder (noch meer) dan George Baker. Die had er naar eigen zeggen 45 jaar over gedaan om daar op dat podium samen met Douwe Bob te staan en een nummer van zijn held, Hank Williams, te spelen. ‘You win again’. De echte winnaar vandaag was de bezoeker van De Wereld Draait Buiten. En het ultieme guilty pleasure van de dag? “Little Green Bag”, door Douwe Bob en George Baker.

Foto’s (c) Eric van Nieuwland/Maxazine

Deel: