Zijn werk met bands als U2, de samenwerking in projecten met Brian Eno, Daniel Lanois is bij velen waarschijnlijk vooral bekend als producer. Daarmee heeft hij weliswaar op de muziek van de afgelopen vier decennnia een onmiskenbaar stempel gedrukt, maar het overschaduwt zijn eigen werk ook behoorlijk. Wat dus te verwachten van een optreden van Daniel Lanois, de muzikant? Afgelopen zaterdag was de kans daarop in Cultuurpodium De Boerderij in Zoetermeer het antwoord te krijgen. En dat antwoord kwam er, oprecht, open en intens.

De visionaire klanklandschappen en -taal die Lanois door zijn samenwerking met Eno ontwikkelde – albums waaraan overigens iedereen die zich vandaag de dag zegt bezig te houden met ‘ambient’ of ‘new age’ schatplichtig is – zijn sindsdien onmiskenbaar als handtekening van de meester te herkennen in alles wat hij doet. Ze zijn te horen in het werk van artiesten als Bob Dylan, Neil Young, Emmylou Harris en de velen meer waarmee hij werkte. Als liefhebber kun je dan niet blijer zijn dan met zijn jongste album ‘Flesh and Machine’ uit oktober 2014. Het staat bol van de technieken die hij al jaren gebruikt als producer, maar laat zien dat meesterschap zich niet alleen toont in beperking maar vooral in beheersing en evolutie. Je eigen werk kunnen vernieuwen, dat kenmerkt de grootsten. Om in de actualiteit te blijven, een optreden van Lanois bijwonen is weinig minder dan bij de late Rembrandt op bezoek kunnen gaan. Beiden lijken in hun latere werk voorbij de techniek te gaan en zich vol op vorm en zeggingskracht te richten. Lanois propt naar eigen zeggen zijn werk niet vol met foefjes en bizarre geluidseffecten, maar kan lezen en schrijven met twee kastjes met effecten en doet daar alles mee. Voorbij de franje naar de kern.

Die kern is en blijft Lanois de muzikant. Met hooggespannen verwachtingen stond het publiek klaar om eerst maar de meestal wat obligate ‘support act’ te ondergaan, velen waarschijnlijk niet gehinderd door veel voorkennis over Rocco DeLuca die de eer te beurt viel. Verbazing was er dan ook bij velen toen na slechts één nummer Lanois het podium opstapte en plaatsnam achter zijn ‘instrument of choice’, de pedal steel guitar. Vanaf dat moment was er echt sprake van ‘support’, maar dan wederzijds. Gedurende het hele optreden kwam en ging DeLuca om met zijn bijzondere stemgeluid zijn deel toe te voegen aan de band. Hij was meer deel van de band dan slechts het opwarmertje waartoe een support act meestal dient. Dat het geen toeval is, moge blijken uit het feit dat de heren Lanois en DeLuca op luttele honderden meters van elkaar wonen in Canada, en al langer samenwerken.

Voor de muziek op ‘Flesh and Machine’ heeft Lanois zich gestort op het verzamelen en componeren van talloze geluids- en muziekfragmenten, ook uit zijn eigen vroege werk. Zo zal de oplettende luisteraar hebben gehoord dat het openingsnummer begon met slagwerk-samples uit ‘Where the Hawkwind Kills’ van zijn eerste album ‘Acadie’. De ‘songs’ op het album bestaan vervolgens uit combineren, stapelen, vervormen en aaneenrijgen van die fragmenten. De albumtitel verwijst duidelijk naar dit proces, de ‘machine’ wordt beheerst en gestuurd door de mens, ‘flesh’. De werkwijze die Lanois hanteerde bij het tot stand komen van het album werd op het podium feitelijk nagebootst. De meeste elementaire apparatuur was vanuit de studio zo op het podium opgesteld, waardoor het publiek feitelijk te gast was in ‘Studio Lanois’ (the basement, zoals hij er zelf meermalen aan refereerde). Dat hij dat echt zo bedoelt, is wel duidelijk doordat Lanois de avond een ‘congetration’ noemt. Een samenkomst. Daar werd overigens ook duidelijk dat veel van de zo kenmerkende klanken en sferen door Lanois haast improviserend ontstaan. De mens bestuurt de machine, en je zou kunnen zeggen dat Lanois elektronische muziek zo weer een ziel geeft. Het luisteren naar nummers van zijn laatste album is als luisteren naar jazz, je kent de nummers van de plaat en hoopt dat de artiesten die avond dat jij het live ziet de geest hebben en ze tot een hoger plan zullen brengen.

En zo gebeurde. Geholpen door vervreemdende videoprojecties op de achtergrond bracht de band (op drums Kyle Crane, bas Jim Wilson en Lanois op elektronica en pedal steel guitar) een mix van oud en nieuw repertoire. Waar de elektronische stukken ambient tot een nieuw niveau brachten (loud and heavy!), werd in het oude werk juist de verstilling gezocht. Ofwel op de pedal steel guitar, met de onmiskenbare ‘laag-op-laag-gestapelde-reverb’ Lanois-soundscapes (doe twee Korg SDD 3000 digital delays achter elkaar en er zal een wereld voor u opengaan), of op zijn Les Paul in close harmony met Jim Wilson werd in verkleinde versies songs als ‘I Love You’ (album ‘Shine’, 2003), ‘The Maker’ (‘Acadie’, 1989) en ‘The Messenger’ (‘For the Beauty of Wynona’, 1993) een nieuw leven gegund. De afwisseling van oud en nieuw werk, van elektronica en akoestisch, én de innemende persoonlijke uitstraling van Lanois gaven het optreden een grote intimiteit. Je voelde je werkelijk ‘op bezoek bij Daniel Lanois’, die je een inkijkje gaf in zijn wereld.

Dat de avond twee en een half uur duurde, maar voelde alsof die in een kwartiertje om was, mag aangeven dat de aanwezigen zich tot de enkele gelukkigen mogen rekenen die dit unieke, eenmalige concert hebben meegemaakt. Als hij nog eens komt kan ik iedereen aanraden te gaan.

Foto (c) David Leyes

Deel: