De bus. Beter dus. Maar niet als je 20 lange minuten moet wachten op een station in het zuiden van ons, op dit moment, bitter koude kikkerlandje. Ik keek om me heen en het was direct duidelijk. Bezig zijn, dat telt. Iedereen is bezig de laatste tijd. “Druk, druk, druk”: het meest gehoorde antwoord op de vraag hoe het met iemand gaat. Nooit gaat het ‘rustig’, ‘kalmpjes aan’ of ‘chillex’ (zoekt u die zelf maar even op). Altijd maar druk bezig. Ze weten zelf vaak niet eens waarmee eigenlijk. Of ze kunnen het niet uitleggen: ‘Lang verhaal’, dat kan dan ook nog. Maar tegenwoordig rustig bezig zijn? Kan niet.
Vandaar dat ik ook het onbedwingbare gevoel kreeg om op dat station bezig te gaan zijn met iets. Iets waarvan ik zelf nog niet eens wist dat ik dat ging doen. Maar het moest, van mezelf, van mijn omstanders, ik moest iets gaan doen. Mijn omstanders waren overigens wel met allerlei zaken-in-één bezig: de mobiele telefoon. Vooral die kerel naast me, met zijn ‘smartphone’. Wat er aan informatie ingestopt werd wilde ik niet weten. Menig Game-Boy magnaat zou jaloers worden op de enorme snelheid waarmee zijn duimen over het scherm manoeuvreerden. Berichten sturen, apps openen en weer sluiten, teletekst bijhouden en tussendoor nog een heus telefoongesprek. “Op het station”, was het antwoord op de voor mij niet hoorbare vraag, hoewel ik hem in principe wel kon raden. “Ja, op het station. Dat stuurde ik je net”.
Kijk, multitasken op een telefoon, mij een zorg -ik groei er zelf ook mee op-, maar eerst sms’en waar je bent en daarna nog eens gebeld worden om datzelfde antwoord nogmaals van dezelfde persoon te horen, daar kan mijn hersenpannetje met mijn verstand niet meer helemaal bij.
Ik ben overigens ook goed in multitasken, merkte ik in de zojuist beschreven situatie. Ik voerde twee dingen tegelijk uit op hetzelfde moment: ik deed alsof ik niet keek, maar ik keek stiekem wel. Chillex.

Ik moest en zou ook bezig zijn met iets. Dit gevoel bracht mij tot aan de kassa van de Burger King. Op zijn tijd een hamburgertje, wat frietjes en een bakkie cola, niets mis mee. Alles met mate, dus ook de hamburgertentjes. Ik zat daar, na mijn bestelling in ontvangst genomen te hebben, heerlijk te genieten van een Amerikaanse delicatesse. Plotseling dook er iets op in mijn ooghoek, wat mijn aandacht verdiende. Zwarte hakschoenen, een zwarte legging, zwart rokje (niet te kort), en wat langere haren. Kortom, iets waar iedere man zich even voor om zou draaien. Weer even een geluksmomentje: een kleine bevestiging van mijn overtuigend man zijn. Hoezee.
Helaas kreeg ik haar gezicht niet te zien. Er was een jongen bij. “Double Whopper alsjeblieft”. Flinke jongen, dacht ik. Schriel manneke, zag ik. Mijn aandacht veranderde weer van focus: de dame met de zwarte hakschoentjes. Ze draait expres niet om, dacht ik bij mezelf. Ze voelde mijn aandacht, op de één of andere manier. Dat kon niet anders.
Aangekomen bij hun tafeltje, maakten ze zich klaar om te gaan zitten. Jas uit, over de stoel. De jongen zat als eerste en begon vast aan zijn broodje halve koe. De Lady in Black bleef nog even staan. Haar linkerhand reikte naar de bovenzijde van de rugleuning. De stoel maakte een scherp, schrapend geluid als een metalen lepel in een metalen pan. De linkervoet werd voor het zitoppervlak geplaatst, de rechtervoet kwam ernaast te staan en het lichaam zakte op de stoel. Ze bleef zich richten naar de jongen. Haar rechterbeen hing ze over haar andere been en verhip, ze draaide… Langzaam maar zeker kreeg ik te weten wie deze dame was. Hoe zien haar ogen eruit? Haar neus? Haar mond? Ik was zelfs benieuwd naar haar wenkbrauwen. Alsof ze speelde met mijn geduld. Toen haar hele gezicht was omgedraaid en mijn richting in keek, ging ik zo snel als ik kon mijn denkbeeldige kassabon zoeken. Door haar eerste, interessante verschijning was ik verkocht, maar na het onthullen van haar ‘frontpage’ hoopte ik vurig dat ik nog geld terug kreeg op vertoon van mijn originele aankoopbewijs. Hup de bus in. Die was inmiddels aangekomen.

Deel: