Op een doordeweekse avond, het zal vijf voor twaalf zijn geweest, liep ik van het centrum van de stad terug naar huis. Ik had in een louche bar, meer leeg dan vol, een paar eenzame glazen whiskey zitten drinken welke naarmate de avond vorderde telkens ook meer leeg dan vol eindigden. Op de helft van mijn wandeltocht die niet meer dan tien minuten tijd van een nuchtere man zou innemen kwam ik op een punt waar vier wegen zich kruisten en waar een schimmige gestalte zich op de stoep ophield. Er staan wel vaker gestaltes op de stoep en het feit dat deze gestalte ook nog eens schimmig was verbaasde mij geenszins. Zo bleef ik nietsvermoedend doorlopen tot op het punt waar de gestalte mij staande hield en mij met een lage en raspende stem bij mijn naam aansprak. Verbaasd maar niet gealarmeerd stopte ik mijn niet al te vaste tred en, denkend dat het misschien een bekende was, draaide ik mij om. De man deed een stap naar voor en op minder dan een armlengte afstand kon ik nog steeds zijn gezicht niet zien doordat zijn hoed met brede rand ver naar beneden was getrokken en de kraag van zijn jas, als behandeld met stijfsel, recht omhoog stond. Hij sprak met een licht accent dat ik niet kon thuisbrengen en de doordringende, zurige geur van rotte eieren hing als een mantel om hem heen. Onwillekeurig trok ik een vies gezicht en keek vluchtig om me heen of er niet toevallig andere mensen door deze straat kwamen, maar de lege straatstenen hadden net zo goed de hersenpan van een dom blondje kunnen zijn. Leeg.

Ons preciese dialoog kan ik me niet meer zo goed voor de geest halen. Wat me wel is bijgebleven zijn de verhalen die hij wist op te diepen over allerlei obscure bands en artiesten die ik ook kende waarna hij één spannend verhaal in het bijzonder vertelde over een man uit een dorpje aan de andere kant van de wereld. Ik weet niet hoe lang we op de dat kruispunt hebben gestaan, maar ieder woord dat van zijn in schaduwen gehulde lippen rolde hoorde ik met intense aandacht aan. Toen het verhaal ten einde liep raakten de eerste zonnestralen al de gevels van de statige herenhuizen en het leek alsof de man opschrok. Haastig duwde hij me een groezelig pakje in mijn handen en vertelde me met zijn raspende stem dat ik hiernaar moest luisteren en morgen om dezelfde tijd terug moest komen waarna hij zich met een dramatische zwaai van zijn lange zwarte jas de hoek om spoedde en uit het zicht verdween. Verbaasd en intussen volledig ontnuchterd naar mijn handen kijkend ontdekte ik dat het groezelige pakketje een CD bevatte: ‘Let Love In’ van Nick Cave & The Bad Seeds.

Eenmaal thuisgekomen was ik nog steeds in de ban van de mysterieuze figuur dacht ik geen seconde aan slapen maar wurmde ik direct de CD uit zijn smoezelige verpakking en plaatste het in mijn stoffige CD-speler. De eerste klanken die de speler uitstoot klinken als een song van The Doors welke begint met een basloopje waarna een half psychedelische gitaar zich bij zijn soortgenoot voegt en iets wat klinkt als een orgel het geheel afmaakt. Cave vraagt zich in ‘Do You Love Me?’ af of de aangezongene even veel van hem houdt als hij van haar; het begint als een ‘normaal’ liefdesliedje totdat de beelden van bloed en depresiviteit het nummer vullen. Een klassiek voorbeeld van een nummer geschreven door Nick Cave.

Hierna volgt de even zo beladen track ‘Nobody’s Baby Now’ waarin Cave verhaalt van een vrouw die hem verlaten heeft totdat hij in het laatste couplet impliceert dat ze dood is en hij alles met de oorzaak te maken heeft en als je goed luistert kan je hem horen glimlachen wanneer hij die laatste woorden zingt. De compositie doet me denken aan verscheidene nummers van de Noorse band Madrugada die dezelfde emotie aan hun muziek toe kunnen voegen.

Na het wat ruigere ‘Loverman’ en het wat mindere ‘Jangling Jack’ worden de eerste noten van ‘Red Right Hand’ ingezet. Het onheilspellende intro klinkt als een nummer waar wel eens een sensuele dans op gedaan zou kunnen worden en na drie coupletten wordt er een solo ingestart op (dit heb ik even opgezocht) een oscillator. Deze solo geeft nog meer het gevoel dat er gedanst moet worden, maar tegelijkertijd heeft het ook een onheilspellende klank. Het is alsof je op een gemaskerd gala noodgedwongen met de duivel danst en weet dat je laatste uur geslagen heeft wanneer de band stopt met spelen.

Track zes op de CD is ‘I Let Love In’ en de eerste waar de stem van Cave omhoog gaat in plaats van de lage bastoon die we van hem gewend zijn. Het wilde ‘Thirsty Dog’ , ‘Ain’t Gonna Rain Anymore’ en ‘Lay Me Low’ volgen nog voordat ‘Do You Love Me? (Part Two)’ het einde van het album inluidt met het dramatische vervolg op de eerste albumtrack.

Tien tracks en nog geen minuut slaap na mijn ontmoeting met de mysterieuze, zwartgejasde man voel ik de moeheid toeslaan en stommel zonder ook maar mijn tanden te poetsen naar mijn bed om daar toch nog even een paar uurtjes slapend door te brengen. Het laaste wat door mijn hoofd schiet voordat het gesnurk begint is het voornemen om morgen om dezelfde tijd, op dezelfde plek te wachten tot de man weer verschijnt… (7/10)(EMI)

//

Deel: