Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
Fabia Mantwill Orchestra – In.Sight
Een orkest. U denkt dan groots. Wij ook. En dat is precies wat we krijgen voorgeschoteld op ‘In.Sight’: een big band bestaande uit 32 muzikanten die zes solisten begeleiden, allemaal aangestuurd door Fabia Mantwill die hiervoor wel samenwerkte met de gelouterde Griekse bandleider Magda Giannikou. Het gezelschap is goed voor zes composities met elk een volstrekt eigen sfeer. Toch is dit niet de typische big band-muziek met vooral veel blazersgeweld. Nee, dit is next level. Big band meets fusion. Dat wordt direct al duidelijk in de openingstrack ’Satoyama’ dat begint met een rijk strijkersarrangement, voordat we Mantwill horen op tenorsax en Daniel Buch, de eerste solist, op baritonsaxofoon. De strijkers zijn voortdurend aanwezig in de begeleiding en geven het geheel een filmisch gevoel. Zo wordt elk stuk voorzien van een eigen karakter, waarbij de solist alle ruimte krijgt. In ‘Whirl the Wheel’ is dat de pedal steel van Roosevelt Collier, die naam maakte bij onder anderen de Allman Brothers. En de pedal steel is niet het enige ongebruikelijke instrument dat we te horen krijgen op ‘In.Sight’: ’Sleeping Giant’ is een wervelend stuk dankzij de accordeon van Goran Stevenovitch. Het slotakkoord is letterlijk voor gitarist Kurt Rosenwinkel die virtuoos soleert in ‘Fairy Glen’. Mantwill zet met ‘In.Sight’ een nieuwe standaard… al missen we die prominente blazers soms wel. (Jeroen Mulder) (8/10) (GroundUp)
MusicTragik – Crescendo
‘Crescendo’ is al weer het 13e album van deze Amerikaanse melodieuze hard-rock band. Belangrijkste man van Tragik is Phil Vincent. Niet alleen speelt hij drums, bas, keyboards en gitaar op ‘Crescendo’ ook zingt hij en is hij samen met Jacob Hansen die het album gemasterd heeft verantwoordelijk voor het uitstekende geluid. De gitaren liggen dik in de mix zodat je optimaal kunt genieten van de vele en lange gitaarsolo’s en het riffwerk. Vincent wordt op dit album bijgestaan door bassist Damien D’Ercole, drummer Dirk Philips en gitarist en vertrouweling Vince O’Regan. ‘Crescendo’ is opgedragen aan Kevin ‘Scoop’ Ratte. Het toeval wil dat het nummer ‘Scoop’ ook meteen het beste nummer van het album is. Ook qua tijdsduur wijkt ‘Scoop’ af van de overige 11 nummers. ‘Scoop’ klokt ruim 6 minuten. ‘Crescendo’ biedt voor iedere melodieuze rockkiefhebber wat wils. Stevige rockers zoals opener ‘Phoenix Rising’, emotioneel geladen nummers die wat donkerder zijn zoals ‘Scoop’ en natuurlijk ontbreken ook de rustige nummers niet zoals de ballad ‘Human. Verder staat er ook nog een cover op ‘Crescendo’ te weten ‘Givin’ It All Away’ van Bachman-Turner Overdrive. Het gaat me wat te ver om te stellen dat dit album absoluut niet mag ontbreken in je collectie maar je doet hier zeker geen miskoop aan. Warm aanbevolen en draaien met de volumeknop naar rechts. (Ad Keepers) (7/10) (Rock Company Records)
Buddy Guy – Ain’t Done with the Blues
Op zijn 89e verjaardag bewijst Buddy Guy dat leeftijd slechts een getal is. Na zijn ‘Damn Right Farewell Tour’ keert de blues-legende terug met een ambitieus dubbelalbum van 18 tracks, geproduceerd door zijn vertrouwde partner Tom Hambridge. ‘How Blues Is That?’ met Joe Walsh fungeert als perfect visitekaartje,een energieke samenvatting van Guy’s filosofie waarbij hij verklaart: ‘I’m from the back woods way down South, grew up living hand to mouth.’ Het nummer heeft de directheid van zijn klassieke ‘Stone Crazy’, maar met de wijsheid van een veteraan. ‘Blues Chase the Blues Away’ toont Guy’s overtuiging dat blues niet per se somber hoeft te zijn, terwijl ‘Jesus Loves the Sinner’ een Mark Knopfler-achtige groove tentoon spreidt. De sterrengasten: Joe Bonamassa, Peter Frampton, Christone ‘Kingfish’ Ingram, voegen weinig toe aan Guy’s eigen krachtige spel. Veel effectiever zijn de bijdragen van Chuck Leavell (Allman Brothers) op Hammond B3 en bassist Tal Wilkenfeld, die de sound verrijken zonder af te leiden van Guy’s verhaal. Met 18 tracks is het album wellicht te royaal bemeten, maar Guy’s vocale kracht en gitaarwerk blijven verrassend vitaal. Een waardige toevoeging aan zijn indrukwekkende late oeuvre. (Jan Vranken) (8/10) (RCA Records)
Robert Plant – Beacon Theatre (Live 2006)
Deze live-opname documenteert Robert Plant’s bijdrage aan het benefietconcert voor Arthur Lee van Love op 23 juni 2006. Het Beacon Theatre in New York vormde het decor voor een emotionele avond waarbij Plant, ondersteund door The Rant Band, hulde bracht aan een van zijn grote muzikale helden. Plant’s setlist combineert slim Led Zeppelin-klassiekers met Love-covers. Zijn versie van ‘The Old Man’ van Love’s meesterwerk ‘Forever Changes’ is ontroerend en uniek,mogelijk de enige keer dat hij dit nummer live uitvoerde. De Led Zeppelin songs zoals ‘Ramble On’ en ‘What Is And What Should Never Be’ krijgen een folky, intieme behandeling die perfect past bij de theatrale setting en het goede doel. De ‘Rant Band’, bestaande uit ervaren sessiemuzikanten zoals Andy York en Tony Shanahan, mist soms de chemie van Plant’s reguliere Strange Sensation-band. De kleinste bassdrum ooit gebruikt voor Zeppelin-material zorgt voor een eigenaardige sound, hoewel dit de intimiteit van de avond wel ten goede komt. ‘Hey Joe’ krijgt een spookachtige interpretatie die refereert aan zowel Love’s als Hendrix’ versies. Plant’s vocale bereik blijft indrukwekkend, van banshee-uitbarstingen in ‘Ramble On’ tot de tedere crooning in ‘Can’t Help Falling in Love’. Zijn duet met Ian Hunter op ‘When Will I Be Loved’ toont zijn speelse kant. Een uniek document van Plant’s veelzijdigheid en zijn respect voor de muzikale geschiedenis. Hoewel het als bootleg begon, verdient deze opname officiële erkenning vanwege de historische waarde en Plant’s gepassioneerde uitvoeringen. (Wiliam Brown) (7/10) (Wickerman)
YoungBoy Never Broke Again -MASA
Na zijn presidentieel pardon keert de Baton Rouge-rapper terug met MASA (Make America Slime Again), een project dat meer bewijst dat kwantiteit geen kwaliteit garandeert. Met 30 tracks en 93 minuten speeltijd voelt dit achtste studioalbum als een emotionele data-dump in plaats van een doordacht album. Het opent theatraal met ‘XXX’, waarin ‘The Star-Spangled Banner’ wordt gemixt met YB’s gebruikelijke bravado. De productie schommelt tussen solide Louisiana trap en voorspelbare 808-patronen die al jaren geen verrassingen meer bieden. Hoogtepunten zoals ‘Where I Been’ tonen kwetsbaarheid wanneer YoungBoy openhartig spreekt over zijn verslavingen, terwijl ‘Kickboxer’ zijn kenmerkende energie toont. Het probleem ligt in de meedogenloze lengte. Na track 15 wordt luisteren een corvee, met te veel filler-materiaal zoals ‘Combat Boots’ en ‘Lo’ die meer aanvoelen als studiosessies dan afgewerkte songs. Zelfs de Playboi Carti-samenwerking op ‘Fire Your Manager’ kan de algehele middelmatigheid niet redden. Anders dan tijdloze tracks als ‘Outside Today’ mist MASA focus en editing. YoungBoy’s stem blijft krachtig, maar verdrinkt in zijn eigen productiviteit. Een teleurstellend lange comeback die bewijst dat meer materiaal niet per se beter materiaal betekent. (Elodie Renard) (6/10) (Never Broke Again/Motown)