Het Leidse trio Kraak&Smaak, bestaande uit Oscar de Jong, Mark Kneppers en Wim Plug, debuteerde in 2005 met ‘Boogie Angst’, waarop ze een aanstekelijke mix brachten van funk, soul, pop en elektronische dance. Handige marketingjongens bedachten vervolgens de term ‘nu-disco’: een mix van klassieke disco-elementen uit de jaren ’70 en ’80, zoals funky baslijnen en strijkers, met moderne synthesizers en productietechnieken. Het collectief bleef deze stijl trouw, al kende elke volgende plaat wel steeds nieuwe elementen. Door de jaren heen werd het geluid van Kraak&Smaak dieper, rijker met meer aandacht voor de finesses.
De Leidenaren maken nog steeds op samples en electronica gestoelde ‘nu-disco’, maar op het zevende studio-album , getiteld ‘Velvet Seas’, maken de beats meer een meer plaats voor tracks die een meer subtiele opbouw kennen, mede geholpen door sterke vocale bijdragen. Niet dat ‘Velvet Seas’ een radicaal ander album is geworden, maar de heren hebben wel hun best gedaan om het geen trucje te laten worden en in herhaling te vervallen.
Deze plaat moest vooral veelzijdig worden, avontuurlijk misschien wel. Om die reden reisde het trio af naar Los Angeles, de bakermat van de West Coast-funk. Wie de funk wil leren kennen, moet naar LA. Punt. Earth, Wind, & Fire, The Gap Band, Marvin Gaye en Stevie Wonder vonden allemaal de funk in LA. Het is de stad waar producer John Heintz honderden muzikanten naar toe brengt voor zijn project ‘The Big Ol’ Nasty Getdown’. LA is Funk en dat horen we op ‘Velvet Seas’ zeker terug, vooral in dragende, stuwende, pakkende grooves waarop menig track is gebouwd. Voorbeelden: ‘Herbs & Wine’, met een gastoptreden van IVAR, en ‘Travel Light’. Twee songs die duidelijk leunen op die eerdergenoemde West-Coast psychedelische funk.
Zoals elk album, kent ook ‘Velvet Seas’ een keur aan gasten. Een stoet aan internationale vocalisten trekt aan ons voorbij, elk met een eigen sound waarmee ze een nummer een eigen sfeer geven: Butter Bath, The Undercover Dream Lovers, Kainalu, om er een paar te noemen. Meest opvallende samenwerking is met PWNT, het solo-project (de naam ontleende hij van de Miles Davis-quote “play what’s not there”) van de in Los Angeles – waar anders – gevestigde muzikant Rio Kosta. Hij drukt een zware stempel op ‘Nothing Is Forever’ met zijn typische mix van zweverige psychedelica op basis van een vervormd Hammond-orgeltje op een strakke basriff. De highpass/lowpass-phasing effecten doen de rest.
Het werkt. ‘Nothing Is Forever’ is zo’n nummer dat je een paar keer op repeat zet, om alle laagjes te kunnen ontdekken, om de nuances te horen. Dat is mede te danken aan de productie. Het is precies dat wat Kraak&Smaak onderscheidt van andere acts in hetzelfde metier: de smetteloze productie, waarin alles perfect in balans is. De sound is rijk, warm en maakt dat de songs soepel in het gehoor liggen. Synths, samples, percussie, soms funk, dan weer elektronica, alles valt precies op de juiste plek. Je zou ook kunnen zeggen: alles bevindt zich keuring binnen de comfortzone, maar dan doen we het album echt tekort.
Avontuurlijk en veelzijdig zijn twee aparte zaken. Veelzijdig is ‘Velvet Seas’ zeker. Neem als voorbeeld ‘Morning Reverie’ met zang van Berenice van Leer, dat een bijna sereen moment is op het album: ingetogen met prachtige verfijnde harmonieën. Van Leer heeft daar dan ook de uitgelezen stem voor: een tikje hees, waarin Sade, Joni Mitchell en Sharon Jones samensmelten, aldus haar eigen bio. Eenzelfde dromerige vibe horen we in het titelstuk, waaraan de Britse zangeres Izo FitzRoy haar medewerking verleent.
Avontuurlijk? De fans zullen blij zijn dat ‘Velvet Seas’ toch vooral voortborduurt op eerder werk van Kraak&Smaak. Na de compilatie ‘Twenty’ om het twintigjarig jubileum te vieren, had dat zomaar gekund: een totaal ander geluid. Maar Kraak&Smaak blijven bij hun leest en dat is weliswaar dansbare, maar toch ‘mellow’ mix van pop, soul, funk en electronica. Dat is wat de fans verwachten, dat is wat de fans krijgen.
Als je al een punt van kritiek zou willen inbrengen, dan is het dat sommige nummers iets meer lef hadden mogen hebben: een onverwachte hook, een afwijkend instrument of misschien zelfs wel een rauw randje waardoor het allemaal net iets spannender wordt. Soms heb je nu eenmaal een mespuntje peper nodig om de werkelijke smaak naar boven te halen. Nu dreigt het album na ‘Ear To The Ground’ toch een beetje anoniem naar het einde te kabbelen, als we niet in de laatste track toch nog worden verrast met ‘Open The Blinds’, met bijdrages van zowel IVAR als Berenice van Leer op een lekker puntige riff waarin we zelfs een klein beetje rauwe gitaar ontwaren. Een ijzersterk slot. Meer van dit had best gemogen. En dan schaffen we de term ‘nu-disco’ direct af. (7/10) (Boogie Angst)
