Vandaag is bekend gemaakt dat de legendarische contrabassist Danny Thompson is overleden in zijn huis in Rickmansworth. Met zijn overlijden verliest de muziekwereld een van de beste contrabassisten die er ooit waren. Thompson speelde op honderden platen en werkte met iedereen, van folklegendes tot popsterren.
Thompson richtte in de late jaren zestig Pentangle op, samen met Bert Jansch, John Renbourn, Jacqui McShee en Terry Cox. Deze band mengde Britse folk met jazz en blues op een manier die niemand eerder had gedaan. Albums als ‘Basket of Light’ en ‘The Pentangle’ zijn nog steeds meesterwerken.
Maar Pentangle was pas het begin. Thompson’s samenwerking met John Martyn werd een van de mooiste partnerships in de Britse folk-rock. Hun muziek paste perfect bij elkaar en ze bleven samenwerken tot aan Martyn’s dood.
Met Nick Drake speelde Thompson op diens prachtige ‘Five Leaves Left’ (1969), waar zijn contrabas Drake’s kwetsbare liedjes een warme basis gaf. Bij Kate Bush was hij te horen op ‘The Dreaming’ (1982), ‘Hounds of Love’ (1985), ‘Director’s Cut’ (2011) en het winterse ‘Fifty Words for Snow’ (2011).
Bij Talk Talk werkte hij mee aan ‘The Colour of Spring’ (1986) en ‘Spirit of Eden’ (1988), albums waar stilte net zo belangrijk was als geluid. Met David Sylvian maakte hij diens mooiste solo-albums ‘Brilliant Trees’ (1984) en ‘Secrets of the Beehive’ (1987). Mike Lindup van Level 42 vroeg hem voor zijn solo-album ‘Changes’ (1990). Thompson speelde ook samen met oud-Level 42 leden als Alan Holdsworth en Jakko Jakszyk.
Thompson kon met iedereen mee. Hij speelde met ABC op ‘Alphabet City’ (1987) toen de synthpop hoogtij vierde. Met Cliff Richard maakte hij ‘Congratulations’ (1968), wat laat zien dat hij ook in de mainstream pop thuis was.
Thompson keek verder dan Engeland. Met flamencogroep Ketama en kora-speler Toumani Diabaté maakte hij Songhai, wat resulteerde in ‘Songhai’ (1988) en ‘Songhai 2’ (1994). Hij werkte met S.E. Rogie op ‘Dead Men Don’t Smoke Marijuana’ (1997) en met Deva Premal op het meditatieve ‘Dakshina’ (2005).
Met zijn oude Pentangle-maat Bert Jansch bleef hij samenwerken op albums als ‘Birthday Blues’ (1969), ‘Moonshine’ (1972), ‘L.A. Turnaround’ (1974), ‘Avocet’ (1979) en ‘Sketches’ (1990). Met T. Rex speelde hij op ‘Light of Love’ (1974) en ‘Zinc Alloy and the Hidden Riders of Tomorrow’ (1974), waar hij Marc Bolan’s glam-rock van zijn kenmerkende baslijnen voorzag. Bij Tasmin Archer speelde hij op haar hit-album ‘Great Expectations’ (1992), met Sam Brown op ‘Stop!’ (1988).
Zijn jazzachtergrond bleef belangrijk. Met The Chris McGregor Septet nam hij ‘Up to Earth’ (1969) op. Bij The Incredible String Band werkte hij mee aan ‘The 5000 Spirits or the Layers of the Onion’ (1967) en ‘Hard Rope & Silken Twine’ (1973), psychedelische folk die alle kanten opging.
Met Donovan maakte Thompson een hele reeks albums: ‘Barabajagal’ (1968), ‘HMS Donovan’ (1971), ‘Essence to Essence’ (1973), ‘Love Is Only Feeling’ (1981), ‘Sutras’ (1996) en ‘Beat Cafe’ (2004). Bij Everything But The Girl speelde hij op ‘Amplified Heart’ (1994), bij Rod Stewart op het klassieke ‘Every Picture Tells a Story’ (1971). Peter Gabriel haalde hem binnen voor ‘Up’ (2002), Loreena McKennitt voor ‘The Book of Secrets’ (1997), en Alison Moyet voor ‘Hoodoo’ (1991). Zelfs met Graham Coxon van Blur maakte hij nog ‘The Spinning Top’ (2009).
Thompson had iets bijzonders. Hij kon bij elke muziek aansluiten zonder zijn eigen geluid te verliezen. Of het nu ging om de dromerige folk van Nick Drake, de experimentele rock van Talk Talk, de glam van T. Rex, of de pop van Kate Bush – Thompson vond altijd de juiste toon. Hij koos niet voor het gemakkelijke geld. Thompson deed mee aan projecten omdat de muziek goed was, niet omdat het veel opleverde. Een van zijn gekste klussen was de themamuziek van ‘Thunderbirds’ in 1964.
Thompson verbond verschillende muziekwerelden met elkaar. Jazz met folk, rock met wereldmuziek, experimentele muziek met pop. Hij liet horen dat goede muziek geen grenzen kent. Thompson speelde op meer albums dan de meeste mensen ooit zullen horen. Zijn warme basgeluid was meer dan ritme aangeven; het gaf elk nummer een eigen gevoel. Danny Thompson was contrabassist, maar eigenlijk was hij een vertaler. Hij kon de taal van elke muziekstijl spreken en zorgde ervoor dat verschillende muzikanten elkaar begrepen.
Danny Thompson werd 86 jaar oud.