Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
Ice Cube – Man Up
Na een jaar van toenemende maatschappelijke spanningen keert Ice Cube terug met zijn twaalfde studioalbum, een direct vervolg op 2024’s ‘Man Down’. ‘Man Up’ vraagt nadrukkelijk om verantwoordelijkheid, zowel individueel als collectief. De veteraan-rapper bewijst dat zijn stem na vier decennia nog altijd relevant is. Met slechts één gastbijdrage van Scarface houdt Cube de focus scherp op zijn boodschap. Nummers als ‘Before Hip Hop’ counteren de mythe dat rap geweld creëert, terwijl ‘California Dreamin’ , gebouwd is op Patrice Rushen’s klassieke ‘Forget Me Nots’ ,de Amerikaanse droom doorprikt zoals ooit ‘It Was A Good Day’ deed. De productie blijft trouw aan zijn early-90s roots, wat nostalgisch aandoet maar tegelijk de hedendaagse relevantie ondermijnt. Cube’s onverbloemde masculiniteit en politieke stellingnames zullen sommigen bekoren en anderen afstoten. Het is rauw, ongepolijst en weigert concessies te doen aan moderne trends.(Elodie Renard) (7/10) (Lench Mob Records/Hitmaker)
Tasmin Archer – A Cauldron of Random Notes
Meer dan dertig jaar na ‘Sleeping Satellite’ bewijst Tasmin Archer dat artistieke volwassenheid zijn vruchten afwerpt. Op haar vierde studioalbum toont de nu 62-jarige zangeres een muzikale visie die pas nu volledig tot bloei komt. Opener ‘Vibration of Life’ mengt dubby gospel met verrassende akkoordwisselingen, terwijl de rest van de set haar liefde voor gevarieerde arrangementen en zorgvuldige pacing benadrukt. Na de intimiteit van eerdere werken klinkt dit album alsof Archer eindelijk de puzzelstukken van haar artistieke identiteit heeft samengebracht. De Tracy Chapman en Seal vergelijkingen uit de jaren negentig waren niet verkeerd, maar onvolledig , het album bevat ook onderscheidende elementen uit de jaren zeventig en tachtig die eigenlijk niet samen zouden moeten werken, maar dat wel doen. Tracks als ‘Silent Witness’ en ‘Free Fall’ tonen haar bekwaamheid in emotionele authenticiteit zonder ooit geforceerd aan te voelen. (Jan Vranken) (6/10) (Parlophone)
Baxter Dury – Allbarone
Na een ontmoeting met producer Paul Epworth op Glastonbury ontstond dit meesterwerk – Dury’s meest coherente avontuur sinds ‘Prince of Tears’. Het negende studioalbum transformeert zijn kenmerkende cockney cynisme naar de dansvloer zonder zijn scherpe observaties prijs te geven. Met een indrukwekkende kritiekscore en vele vijfsterrenrecensies overstijgt ‘Allbarone’ alle verwachtingen. Titelnummer ‘Allbarone’ , vernoemd naar de bekende wijnbarketen, toont onmiddellijk Epworth’s invloed: Dury’s deadpan delivery wordt plots gepositioneerd in een club, als iemand die existentieel wordt op een overvolle dansvloer.Hoogtepunten zoals ‘Mockingjay’ (geïnspireerd door ‘The Hunger Games’) en ‘Schadenfreude’ bewijzen dat verhoogd tempo en introspectie perfect samengaan. Het is niet vaak dat een artiest zijn beste werk maakt bij zijn achtste album, maar bij Dury klopt dit volledig. Een late carrière renaissance die de lat opnieuw hoger legt, vergelijkbaar met hoe ‘Sleeping Satellite’ ooit deed voor Tasmin Archer. (Jan Vranken) (8/10) (Heavenly Recordings)
Rachel Chinouriri – Little House (EP)
In tegenstelling tot de donkere thema’s van haar geprezen debuutalbum ‘What a Devastating Turn of Events’ straalt deze vier-track EP pure vreugde uit over nieuwe liefde. Na een jaar van BRIT-nominaties en uitverkochte shows toont Chinouriri haar veelzijdigheid. Singles als ‘Can We Talk About Isaac?’, een ode aan haar nieuwe partner, bubbelt over van bruisende energie en zonnige indie pop anthems waar Chinouriri moeiteloos in lijkt te excelleren. De productie van Apob, aangevuld door Chloe Kraemer, geeft elke track een eigen karakter zonder de cohesie te verliezen. Hoewel ‘Judas (Demo)’ de toon verandert en de dood noemt, werkt dit eerder als herinnering aan de sterke fundamenten waarop ‘Little House’ is gebouwd. Met dertien minuten durende speeltijd functioneert het EP perfect als appetizer tussen albums, terwijl het Chinouriri’s artistieke groei consolideert. Net zoals ‘So My Darling’ ooit haar doorbraak markeerde, bewijst dit EP dat geluk even inspirerend kan zijn als trauma. (Elodie Renard) (7/10) (Parlophone)
Eunike Tanzil – The First of Everything
Met ‘The First of Everything’ presenteert de Indonesische componiste-pianiste Eunike Tanzil een opvallend volwassen debuutalbum dat de luisteraar meeneemt langs twaalf muzikale momentopnames van levensbepalende ‘eerste keren’. Als eerste vrouwelijke Aziatische componiste bij het prestigieuze Deutsche Grammophon-label draagt Tanzil een zware verantwoordelijkheid, maar slaagt erin deze met verve waar te maken. Het Deutsches Symphonie Orchester Berlin onder leiding van Anna Handler brengt Tanzils orkestrale visie tot leven in de acoustisch perfecte Teldex Studio’s. De diversiteit springt direct in het oog: van minimalistische pianopassages tot zwoegende cinematische orkestmomenten. Het hoogtepunt vormt ongetwijfeld ‘Genesis’, een magistrale hommage aan John Williams waarin Tanzil haar liefde voor filmische orkesttaal toont, je hoort echte verwantschap met de ‘Imperial March’ uit Star Wars in de dramatische opbouw. Tanzil bewijst haar veelzijdigheid door naast piano ook celesta, glockenspiel en zelfs snaredrum te bespelen. De samenwerking met celliste Sophie Kauer op ‘Aria’ en ‘Metamorphosis’ brengt een warme, menselijke dimensie. Bijzonder ontroerend is ‘Remembering’, een tien jaar gekoesterde melodie voor haar overleden grootmoeder die de emotionele kern van het album vormt. Kritiekpunten zijn er nauwelijks bij dit gepolijste debuut, hoewel sommige overgangen tussen stukken wat abrupter aanvoelen. Het dromerige ‘Reverie’, geïnspireerd door Ravel, toont Tanzils respectvolle omgang met klassieke traditie terwijl ze een eigen stem ontwikkelt. Het album bewijst dat orkestrale muziek springlevend is en nieuwe verhalen kan vertellen voor een moderne generatie. Een mooi klassiek album voor mensen die niet gewend zijn klassiek tel uisteren. (Jan Vranken) (8/10) (Deutsche Grammofoon)