Na hun gelauwerde opname van Bach’s sonatas voor viool en obligaat klavecimbel uit 2018 keren Isabelle Faust en Kristian Bezuidenhout terug met een nog gewaagder onderneming: de zeldzaam uitgevoerde sonatas voor viool en basso continuo. Vergezeld door celliste Kristin von der Goltz duiken zij in dit vaak veronachtzaamde hoekje van Bach’s kamermuziekrepertoire, waarin de componist de grenzen van de triosevenstructuur tot het uiterste verkent. Voor Faust, die zich de afgelopen twee decennia heeft geprofileerd als een van de meest cerebrale Bach interpreten in haar generatie, vormt dit album een logische volgende stap in haar systematische verkenning van zijn oeuvre.
Faust’s benadering van deze complexe driestemmige texturen getuigt van een bijzondere architectonische visie. Waar continuo begeleiding vaak wordt gereduceerd tot harmonische ondersteuning, openbaart zij de inherente contrapuntische rijkdom van Bach’s schrijftrant. Haar technische precisie zonder ook maar een zweempje van vertoon, gecombineerd met een volstrekt vibratoloze toon, legt elke melodische lijn bloot in kristalheldere articulatie. Bezuidenhout’s ‘spinnige akkorden’, zoals criticus Jon Sobel ze al eens treffend omschreef, creëren een sonoor fundament waarop Faust’s viool kan zweven zonder ooit gewichtloos te worden.
Bijzonder opvallend is hun behandeling van het controversiële BWV 1024, waarvan de authenticiteit nog altijd ter discussie staat. Het openings-Adagio krijgt een bijna Balkanesque kleur door Faust’s subtiele timing manipulaties, een interpretatie die doet denken aan Simone Dinnerstein’s eigenzinnige Bach-lezingen. De Fugue in g-mineur BWV 1026 vormt het technische hoogtepunt: Von der Goltz’s strijktechniek complementeert Faust’s melodische lijnen met een zeldzame organiciteit, waarbij het ensemble nooit verwordt tot louter academische exercitie.
Deze opname positioneert zich bewust in de traditie van Rachel Podger en Trevor Pinnock’s baanbrekende cyclus, maar Faust en Bezuidenhout kiezen voor een radicalere benadering van de ensemblebalans. Hun interpretatie van BWV 1023 toont Bach niet als de traditionele protestantse moralist, maar als een componist die de sensuele mogelijkheden van kamermuziek ten volle benut. Het ‘chocoladerige’ Adagio ma non tanto evolueert van contemplatieve intimiteit naar bijna dramatische expressie, waarbij Faust’s Duitse Steiner viool,bewust gekozen boven haar beroemde Stradivarius,de authentieke klankwereld van Bach’s tijd oproept en beter benaderd dan ze met de Stradivarius zou kunnen.
Thematisch onderzoekt het album de spanning tussen solistische virtuositeit en kamermuzikale samenwerking. Bach’s sonatas fungeren hier niet als voertuig voor vioolvirtuositeit, maar als laboratorium voor contrapuntische innovatie,een visie die perfect aansluit bij Faust’s artistieke filosofie, en die ook weer een nieuw hoofdstuk opent voor de hedendaagse liefhebbers van deze muziek.
Faust’s complete afwezigheid van retorische effecten kan voor sommige luisteraars als emotionele distantie overkomen. Waar collega’s als Alina Ibragimova meer risico’s nemen in tempo en dynamiek, kiest Faust consequent voor structurele helderheid boven expressieve spektakel. Dit resulteert in opnamen die bij herhaald beluisteren steeds nieuwe details onthullen, maar mogelijk minder onmiddellijke impact hebben. Bezuidenhout’s klavecimbel dreigt soms de delicate viool-cello-balans te overstemmen, hoewel dit eerder wijst op opnametechnische keuzes dan op muzikale tekortkomingen.
Deze opname bevestigt Faust’s status als de meest consequente Bach-violiste van haar generatie. Waar spectakel en sentiment vaak domineren in veel hedendaagse Bach-interpretaties, biedt dit album intellectuele diepgang en structurele integriteit. Een essentiële aanvulling op elke serieuze Bach-collectie. Een meesterwerk. Barokke perfectie in marginaal repertoire (9/10) (Harmonia Mundi)