77 jaar is hij reeds. Sinds 1965 in het vak. Zijn repertoire zou zo ongeveer onderdeel moeten zijn van het inburgeringsexamen voor nieuwe Nederlanders. De grootmeester van het Nederlandse muziektheater, Herman van Veen, tourt ver na pensioengerechtigde leeftijd nog steeds over de Nederlandse podia. Omdat het kan. Omdat hij het wil. Vrijdagavond was het Muziekgebouw Eindhoven aan de beurt. Vanwege zijn 75e verjaardag… vreemd, zou je zeggen, als 77-jarige, maar ja, Corona en verplaatsingen…

Een interprovinciaal gezelschap van muzikanten begeleidde de muzikant uit Utrecht. Een kort instrumentaal op viool en Herman ving aan met ‘Onderaan de Dijk’, om snel duidelijk te maken dat het een avond werd van podiumkunst van alle soorten. Muziek, een grap, een dicht en een verhaal in alle tonen en talen, zoals ook met regelmaat te horen viel. Het viertal wisselde veelvuldig van instrumentarium zonder gerommel.

Korte muziekstukken, afgewisseld met spitsvondigheden, zoals het verhaal van een jongen die door huwelijk van zijn vader ook zijn eigen grootvader bleek. Een verhaal dat we reeds kenden in de versie van Roel C Verburg. Herman wist echter overal een twist aan te geven, maakte zelfs van het gaan zitten een ritueel, gebruikte zijn fel roodgekleurde sokken als gimmick en danste vief over het podium. Het clowneske was Van Veen nog verre van vergeten. Een cover van Piaf, een lading pingpongballen uit de nok van het theater, zelf een grap over zijn eigen ouders, dochter of zelfs het publiek; Herman van Veen draaide zijn hand er niet voor om. De kracht van een waar meester.

Na de pauze ging het muzikaal wat steviger door. Wat modernere teksten, hier en daar wat bruter. Sperma in je haar, het vriendje van zijn dochter in zn blote leuter in de badkamer, openbaring van homosexualiteit van een van zijn dochters (en de opluchting van Van Veen dat het niets ergs was wat ze wilde vertellen); niet de dagelijkse onderwerpen die je bij Van Veen verwacht, maar het leidde het mooie ‘Anne’ in. Toch waren het vooral de melancholische, wat Jiddische en Zigeunerachtige nummers die de boventoon voerden. In het Spaans, het Frans, plots aangevuld met pianiste Lieke Meijers (“ze is stagiaire bij ons. Ze is Limburgs en had de keuze tussen André Rieu of….”), en zelfs prachtig in het Afrikaans op “Moenie weggaan nie”. Van Veen draaide er zijn hand niet voor om en liet er zijn rode sok niet voor zakken. En zelfs een Van Veeneriaanse operette uit 1957 was voor 2022 nog steeds geweldig. Dat, ondanks het on-Hermanse knaleffect op het einde, waarmee Van Veen de draak stak met de popcultuur van tegenwoordig.

Herman van Veen steekt qua toegiften tegelijkertijd de draak met het fenomeen van toegiften. Meerdere korte toegiften, haalt applaus, loopt over het podium zonder te kijken of buigen, knielt als volleerd NFA-speler als statement tegen racisme. Maar het mooiste, was tegen de mensen die direct de zaal verlaten, al in het slotapplaus. Met meer dan een halve zaal die reeds zo snel mogelijk huiswaards was, kwam Van Veen terug, slechts voor het handjevol die-hards. ‘Suzanne’, wat hij tientallen jaren terug al zong voor de grootmoeder van zijn kleinkinderen, was een kers op de taart voor de volhouders. 77 jaar is Van Veen inmiddels, maar ook na 57 jaar nog steeds enthousiast. Frisser en uitdagender dan menigeen, zonder te hoeven shockeren of kwetsen. Een groot artiest, wellicht een van de grootsten.

Foto (c) Rita Kuenen

Deel: