Nee, vrolijker word je er niet van. Een donker, aards, kil gevoel bekruipt je en betovert je. Ontsnappen kan alleen door niet meer te luisteren, niet meer te huiveren, je niet meer te onderwerpen. Door weg te kijken, weg te kijken van de koele trip die Bambara voor je heeft opgetuigd op hun recente, vierde album ‘Stray’.

Echt vrolijke jongens zijn de gebroeders Reid (zang/gitaar) en Blaze Bateh (drums) nooit geweest sinds ze een jaar of tien samen met bassist William Brookshire albums opnemen onder de naam Bambara. Was hun muziek in eerste instantie nog te scharen onder de term noise-rock, nu serveren ze vanuit (hoe toepasselijk) hun kelder in Brooklyn, New York, vooral ijskoude cocktails van post-punk, cold-wave met een vleugje gothic. En dat serveren ze goed, onderkoeld, maar ook met passie. Waar menig band in deze niche krampachtig vasthoudt aan wat het publiek van hen verlangt, durft Bambara toch ook buiten die wanden van hun eigen donkere grot te kijken en zien we soms zelfs de zon schijnen aan het einde van de tunnel. Maar natuurlijk bereik je bij Bambara dat einde in werkelijkheid net niet. Je mag eraan ruiken, het geeft je licht, en lucht, voor even. Dat gebeurt met name in de wat rustigere nummers.

Zo kan ‘Sing me to the street’ zelfs heel sfeervol worden genoemd, met eindeloze lynchiriaanse landschappen in een desolaat Nevada, of Utah, of New Mexico… De diepe stem van Reid klinkt soms zelfs warm. En met de hoge, vrouwelijke tweede stem van Anina Ivry-Block voegen ze iets heel subtiels toe en begeven ze zich dapper buiten het beperkende, gebaande genre-pad. Maar de warmte is bedrieglijk als de tekst je brein binnen sluipt en je beseft dat ook hier de dood rondwaart. Als een geest die verschijnt in alle nummers, die de songs aaneen lijkt te kneden als waren het hoofdstukken in een spannend boek, met echte personages en verhaallijnen. Ook hier durft Bambara verder te gaan dan de makkelijke cliché teksten. Ze bieden je een altijd spannend, soms ook eng, maar nergens luguber luisterboek. Het geeft je gelukkig ook de nodige ruimte voor eigen verbeelding, maar je denkt op de achtergrond toch altijd weer even Ennio Morricone te horen.

Het schept een filmische sfeer, in zwart-wit, traag, met monologen, overpeinzingen, trage shots, afgewisseld met momenten van opgekropte angst en bezwerende ontladingen. Zoals in het volgende, licht ontvlambare ‘Sarafina’, meer neigend naar de postpunk wereld. In die hoek zit ook zeker de eerste, sterke, single ‘Heat Lightning’. Een genre dat helaas een beetje uitgemolken dreigt te worden; een incest in het eigen nest. Ook het album ‘Stray’ dreigt daar soms even aan ten onder te gaan. Soms is het niet gedurfd genoeg, is het niet spontaan genoeg en wordt er nog te veel nagedacht of het wel binnen hun eigen parallelle wereldje past, zoals op het vrij vlakke ‘Stay Cruel’. Gelukkig geldt dit voor een minderheid van het album en overheerst de expansiedrift om het genre verder uit te bouwen en te vernieuwen. Zo ook op de tweede helft (kant B) waar het landschap niet van toon, belichting en vergezichten verandert: de eindeloze prairie sfeer, de donkere stem van Reid, het koude gitaarspel; afwisselend rustig en sfeervol, of spannend en hallucinerend als het werk van Protomartyr en Preoccupations, toch niet de minste vergelijkingen.

Al met al maakt dit ‘Stray’ tot een album dat niet alleen aan te bevelen is voor een kleine groep grotbewoners, maar ook voor avonturiers die even naar de uitgang willen lopen en zien dat er met wat toegevoegde paden, warmte, vrouwelijke stemmen, toch nog (meer) leven is onder de donkere zon… (7/10) (Wharf Cat Records)

Deel: