De attributen op het podium pasten net. De hut die ook op de cover van hun nieuwe album ‘Duck’ prijkt, had geen meter groter moeten zijn. En de naam Kaiser Chiefs, natuurlijk met glammerlights, had men met veel passen en meten tegen de achterwand kunnen plaatsen. De Britten pakten groots uit, gewend als ze zijn aan het spelen op grote festivals. Maar afgelopen donderdag was de grote zaal van de Muziekgieterij, qua afmetingen, geen Pinkpop-podium, of Lowlands-tent. Maar wel stijf uitverkocht, want ja, het zijn wel DE Kaiser Chiefs, hè?

Misschien was dit, zonder dat de band maar één noot had gespeeld, exemplarisch voor de Kaiser Chiefs anno 2020. Ze denken nog steeds heel groot, maar zijn dat, helaas, al lang niet meer. Het werd een gedegen festivaloptreden met alle toeters en bellen voor een festivalpubliek dat het leuk vond de band nu eens in een zaal van dichtbij te kunnen zien. Het bier vloeide rijkelijk en vanaf het eerste nummer gingen de handjes in de lucht. Aan zanger Ricky Wilson kun je het bespelen van het publiek verder met een gerust hart toevertrouwen. Technisch klopte de entourage, technisch klopte het geluid, technisch ‘klopte de sfeer’. Dus al met al een puik concert. Maar … Het was pijnlijk om te horen hoe het artistieke verval van de band steeds verder doorzet. De grote kracht, de pakkende melodieën die nog dagen in je hoofd blijven rondzingen, lijken te zijn weg geëbd, en hebben plaats gemaakt voor vlakke dertien-in-een-dozijn songs die even snel je hoofd in als uit gaan en geen moment de kans krijgen zich te nestelen in je muzikale geheugen.

Zo begon het concert met ‘People know how to love one another’, ook de opener van het nieuwste album en meteen een graadmeter voor de rest van het concert. Het nummer is één van de sterkste tracks van het album, maar was meteen ook één van de zwakste van de avond. Het zevende nummer ‘Golden oldies’, ook van het nieuwste album, was hierin een symbolisch keerpunt. Hierna kwamen de echte Golden oldies aan bod en beleefde de Muziekgieterij weer de oude glorie van een band met een prachtige geschiedenis: met ‘Every Day I love you less and less’ en meteen daarna hun cultsong ‘Ruby’ (‘Ruby, Ruby, Ruby, Rubyyyyyyyyy’) werd de zaal één deinende massa, zoals vroeger op Pinkpop of Lowlands. Ricky Wilson hitste het publiek verder op naar een dubbele climax aan het einde van de set: het onstuimige, tijdloze ‘I predict a riot’ uit hun begintijd en vervolgens ‘The Angry mob’, het beste uit hun Britpop tijd. Wat kunnen ze toch goede muziek maken…

Om in de drie toegiften dan weer pijnlijk duidelijk te maken dat de albumtitel ‘Duck’ misschien onbewust staat voor hun lelijke eendje in hun grootse carrièrevijver. De single ‘Record collection’ werd compleet omvergeblazen door de echte toegift: ‘Oh my God’. En misschien weten zij zelf ook wel dat ze te ver zijn afgedreven van hun huis, hun thuis, hun kracht. Hoe toepasselijk mooi, maar ook hoe toepasselijk pijnlijk waren de laatste regels van een concert dat het moest hebben van de oude glorie… ‘Oh my God I can’t believe it, I’ve never been this far away from home..’ Tsja…

Foto’s (C) Anita Martin / Maxazine

Deel: