In het Estadio Deportivo Cali, in Cali, staat op ongeveer zeventig meter van mij een meneer met een weelderige haarbos en een gitaar om zijn nek, een liedje te zingen. Dat hij dat niet voor mij alleen doet, moge duidelijk zijn. Het stadion staat helemaal vol. Voller dan veilig is, maar het is één groot feest. Zijn La Tierra Del Olvido is net een paar maanden uit en ik heb, al weet ik niet meer hoe, een kaartje voor het concert kunnen regelen. Geen eenvoudige opgave. Zijn populariteit is met zijn single Rosa tot ongekende hoogte gestegen en zijn cd’s zijn niet meer aan te slepen. De akoestiek is kut en het is veel en veel te druk om van een goed en/of gezellig concert te spreken.

Hoe blij ik was dat ik een kaartje had geregeld, hoe vervelend ik het concert vind. Eerder weggaan is geen optie. Ik sta zowat midden op het veld en rondom mij heb ik aan elke kant (voor, achter, links en rechts) precies anderhalve centimeter ruimte. Mijn enige geluk is dat groter ben dan de meeste mensen die er staan, zodat ik in elk geval alles kan zien.

Na afloop, word ik, zoals iedereen, naar buiten geduwd door duizenden fans. Eenmaal op straat, het is twee uur ’s nachts, valt de mensenmassa ras uiteen. Ik blijf staan, met in mijn rug het stadion, en rook een sigaret. Premium. Sigaretten met een chocoladesmaak. Ik blijf staan, totdat het helemaal weer rustig is en de weg leeg. Een paar verkopers van sjaaltjes en t-shirts verkopen hier en daar nog wat spulletjes, maar dan is het toch echt allemaal weer afgelopen. Carlos Vives, live in Cali. Die pak ik toch maar mooi mee. En nu als een dolle naar Avenida Sexta voor een paar fijne Aquilas en een geroosterd worstje. ¡Salud!

De wind van gisteren is er ook vandaag. De korte reis in mijn hoofd, die me bracht naar het Cali van 1997, waait als een veertje de weg achter mij in. Weg voor nu, maar wie weet komen wij, mijn herinnering en ik, elkaar weer eens tegen. Niet dat het me veel uitmaakt, trouwens. Die verdoemde herinneringen ook altijd! Beter laten ze me met rust. “¡Pa’ ti!” roep ik luid en het weerkaatst verrassend luid van de muren van de smalle straat. Een smalle straat die ik nog niet eerder heb gezien. Ik ben verkeerd gelopen. Kut! Waar ben ik dan? High Rolls kan toch niet ver weg zijn? Ik loop de straat uit, terwijl ik Tengo Fé neurie. Ik houd daar vlug mee weer op, omdat ik niet verder wil verdwalen. Mijn thuisconsumpties spelen op en het is donker geworden. Te donker, als ik het mij vraag. Donker en guur en een onbehaaglijk gevoel in mijn buik, draai ik om en loop het straatje uit.

Twee uur later schuif ik mijzelf aan. High Rolls is vanavond niet zoals ik het mij herinner van gisteren. En weer bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Charles staat achter de toog en ook mijn tafeltje ziet er hetzelfde uit. Niets wijst op verandering. Maar toch is het niet hetzelfde. Mijn Muscadet smaakt naar sokken en er staat geen asbak op tafel. Wel ligt er het oude tapijtje weer. Er is iets vreemds aan de hand. “Kom tevoorschijn, schurken. Laat je tronie zien, en ik klop er op!!” Ik zwaai vervaarlijk met mijn armen en mors mijn Muscadet leeg. Het kan me niet schelen, zeg! Ze hebben High Rolls van me afgepakt. Charles schudt langzaam zijn hoofd en draait zijn rug naar me toe. Ook de twee andere bezoekers aan High Rolls, kijken weg. En ik voel me niet welkom meer. Het was leuk zolang als het duurde, dat High Rolls. Het is mooi geweest. “Het is mooi geweest!!” schreeuw ik zo luid ik kan en ik smijt het mooie glaasje met een sierlijke boog tegen het schilderij van de biljartende honden in duizend evenzo mooie stukje uiteen. Maar wacht eens even. Wácht eens even! Er hangen in High Rolls helemaal geen schilderijen aan de muur. Waar ben ik in hemelsnaam?

Geschrokken en naar adem happend schiet ik wakker. Ik heb mijn hoofd onder mijn kussen liggen. Het duurt een paar seconden totdat ik rechtop en zonder kussen op mijn hoofd in bed zit. Het is midden in de nacht en ik heb een nare droom gehad. Ik loop naar de keuken om mij er een glas melk in te schenken, maar ik grijp mis. Dan maar een glaasje Muscadet. Ik ben tenslotte enorm geschrokken. In mijn korte loop naar de slaapkamer, neurie ik Tengo Fé en houd daar niet meer mee op, totdat ik heerlijk lig te slapen. Zonder boze dromen, ditmaal.

Berthold Sleuth, met kennis van muziek.

Deel: