“Hoewel ik al eerder had vermeld dat ik een vorm van parkinsonisme had, wisten veel mensen dat nog niet. Ze gingen er klakkeloos van uit dat de manier waarop ik liep en sprak geheel en al te wijten was aan de drank en de drugs. Ik kon ze geen ongelijk geven. Maar het was niet de waarheid.”
De waarheid is dat de Prince of Darkness lijdt aan de ziekte van Parkinson. In ‘Laatste sacramenten’ neemt John Michael Osbourne de lezer mee in de reis naar de hel die de ziekte voor hem is.
Je kunt de autobiografie van Osbourne op twee manieren lezen: als het verslag van de artiest die Ozzy Osbourne was en hoe hij ondanks alles tot de laatste snik Ozzy bleef, toewerkend naar dat allerlaatste concert waarin hij, gezeten op een zwarte troon, zijn nalatenschap overziet: de uitzinnige fans die elke noot van ‘Paranoid’ tot aan Crazy Train’ en ‘Bark at the Moon’ kunnen meezingen in een bijna religieuze aanbidding.
Je kunt het ook lezen als het verslag van een slopende ziekte die de man, de opa, de echtgenoot die John Michael ook was, uiteindelijk op de knieën dwingt en die de artiest Ozzy langzaam, maar zeker uitgumt. Dit zou echter impliceren dat er twee Ozzy’s waren: de man, de vader, de opa, de echtgenoot en aan de andere kant de artiest. Maar als er één ding blijft hangen na het lezen, is het wel dat er maar één Ozzy is geweest. Een ondeelbare Ozzy. De Ozzy die alles was, inclusief de showman die koketteerde met zwarte magie, satanisme en bovenal herinnerd zal worden als de man die er een bijzondere gewoonte op nahield om koppen van duiven en vleermuizen te bijten. Eenmalige acties die levenslang aan hem zouden kleven.
‘Laatste sacramenten’ (vertaald uit het Engels, ‘Last Rites’) is veel meer dan een terugblik op het leven van de man die in de eerste plaats als frontman van heavy metal-pioniers Black Sabbath furore maakt, voordat hij solo naar nog grotere, zeg gerust iconische hoogtes reikt. In het boek staan de laatste jaren centraal, de jaren van de medische tegenslagen, de ontdekkingen rondom zijn ziekte, het vechten voor behoud van stem en kwaliteit van leven. Geen voer voor tere lezerzieltjes, want het is geschreven zoals Ozzy was: rauw, met diepzwarte humor en genadeloos eerlijk. Het aantal ‘fucks’ is niet te tellen.
Hij beschrijft wat het betekent om een lichaam dat jarenlang op het podium alles kon geven, langzaam te zien en te voelen aftakelen: spieren die niet doen wat je wilt, zenuwen die niet reageren, pijn die niet verdwijnt. Ozzy kruipt in elk detail over operaties, infecties, overwinningen en tegenslagen. Openhartig vertelt hij over de onvoorspelbaarheid, de frustratie, de afwisseling tussen goede en slechte dagen. Osbourne geeft woorden aan pijn, bewegingsverlies, behandelingen, soms hopeloosheid, maar ook hoop: de wil om te blijven vechten, om live-optredens te plannen, om terug te keren op het podium voor dat magistrale afscheid, om nog een keer als Ozzy alles te geven.
Heel veel mensen zullen het boek kopen omdat het van Ozzy Osbourne is: de rock-legende, het icoon. En wat dat betreft maakt Osbourne elk cliché waar, als hij schrijft over de decadente levensstijl, over het zijn van de rockster die leeft alsof elke dag zijn laatste kan zijn, over de drank en de drugs. Verwacht geen onthullingen op dat terrein. Er is niets dat niet al eerder in diverse biografieën is geschreven, daarvoor hoef je ‘Laatste sacramenten’ niet aan te schaffen. Dit boek gaat veel meer over de strijd met een slopende hersenziekte.
Strijd. Strijd die Ozzy aangaat op het moment dat de zanger zich realiseert dat de ziekte niet het eind is van de indentiteit Ozzy Osbourne. Zo wilde hij herinnerd worden en dus gaf hij alles tijdens ‘Back to the Beginning’. Nog één keer vlammen. Letterlijk. Daarna is het over. ‘Je kunt de dood niet te vlug af zijn. Niet echt.’
Wat blijft na de dood is de herinnering. Dat zit bij Ozzy wel goed. (8/10)
Uitgeverij: Unieboek | Het Spectrum
ISBN: 978 90 0040377 6