Hij heeft een enorme drang om te spreken, Pedro Emanuel. Hij houdt van woorden. Hij ondersteunt graag met een weloverwogen redenering de opzet van zijn zinnen en van zijn muzikale frases. In de jonge pianist ziet men de wil om grenzen te doorbreken. De wil om tegen de gevestigde norm in te gaan. Hij popelt om een nieuwe taal te verzinnen, of het nu door zijn manier van componeren is, of door de gretigheid waarmee hij alle werken van zijn repertoire vertolkt, zowel de werken die af zijn als die welke nog in de maak zijn, of door de gedurfdheid waarmee hij zich uitdrukt. Hij weet dat hij een belangrijke rol speelt in een discours dat niet altijd meegaat met de canon van het denken. Hij kent de gevaren die horen bij een riskante inzet. Dat is echter wel wezenlijk voor hem. Dat is zijn manier om echt te zijn. En, zoals hij op een cruciaal moment van dit interview stelt, wie niet echt is, is namaak.

Er schuilt een gevoel voor waarachtigheid in zijn composities, maar ook in zijn houding als vertolker. Het is misschien een erfenis van het karakter dat men toeschrijft aan de streek waarin hij geboren is: de stad Guimarães, in de Minho in het noorden van Portugal waar, naar men zegt, bijna 900 jaar geleden Portugal is gesticht.

Pedro Emanuel Pereira

Op zijn 34e is Pedro Emanuel een van de prominentste Portugese pianisten en componisten van zijn generatie. Hij is afgestudeerd aan het Tsjaikovski Conservatorium in Moskou, in de klas van pianiste Vera Gornostaeva, met een postdoctoraal aan het conservatorium van Amsterdam in de klas van pianist Naum Grubert (afgesloten met het hoogste cijfer en de vermelding Cum Laude). Zijn studie piano is hij begonnen aan het conservatorium van zijn geboortestad, bij pianist Marian Pivka. Hij heeft voorts orkestratie en instrumentatie gedaan bij Mikhail Bogdanov en Artun Hoinic.

Bij meer dan twintig internationale wedstrijden heeft Pedro Emanuel prijzen gewonnen. Nu is hij bezig aan een Ph.D. in Artistieke Creatie aan de Universiteit van Aveiro. In het kader van zijn werk als componist verdient vermelding de opdracht voor een concert voor klarinet en orkest, dat op het Cabrillo Festival of Contemporary Music in de VS in première zal gaan. In de context van de vieringen van de 50e verjaardag van de revolutie die op 25 april 1974 de democratie in Portugal heeft hersteld, heeft hij een project opgezet dat in tien penitentiaire inrichtingen in Portugal gepresenteerd zal worden onder de titel ’50’25 –Door de gevangenissen van Portugal’. Daar zullen 10 originele werken vertolkt worden, geïnspireerd op poëtische teksten geschreven door de gedetineerden van elke instelling. Zijn discografie omvat de albums ‘Russian Works’, ‘Sounds of my homeland’, met originele werken die hij zelf geschreven heeft voor piano solo, en ‘XX-XXI’, dat is opgenomen met klarinettist Carlos Ferreira.

Aan het einde van een zaterdagochtend heeft Pedro Emanuel Pereira in een ruimte in het historisch centrum van Porto de deuren naar zijn wereld voor ons opengezet in de Floorbela Patisserie van het Torel Palace Hotel in Porto

Amsterdam

Zijn privéleven en beroep zijn in deze fase van uw carrière compleet gecombineerd. “Het ene is met het andere verbonden”, geeft hij aan, “Het is niet mogelijk die te scheiden, tenminste, mij lukt het niet. Ik denk wel dat als je op een ander terrein werkzaam bent, je het werk kunt loslaten als je thuiskomt. Aangezien ik thuis werk, omdat ik daar componeer, studeer en creëer, kan ik me er moeilijk van losmaken. Mijn huis is mijn werkplek. Hier zit een verslavende kant aan. Vaak ben ik na het avondeten nog aan het werk. Bijna elke dag.” Even neemt de muzikant rust om te denken. “Het is moeilijk ons beroep te scheiden van de essentie”, vervolgt hij uiteindelijk, “Bij een kunstenaar die echt met zijn kunst bezig is, is het leven van alledag onafscheidelijk verbonden met zijn kunst. De kunst maakt deel uit van het huiselijk leven.”

Met tournees gaat het heel natuurlijk, omdat hij nog geen kinderen heeft, maar volgend jaar heeft hij een heel volle agenda. Hij maakt een tournee met Carlos Ferreira, de voornaamste klarinettist van het Franse Nationale Orkest. Ze komen met hun ‘Rising Star’- tournee in 2024 in de voornaamste Europese zalen, onder andere in het Barbican Centre in Londen, de Philarmonie in Parijs, de Elbphilarmonie en Laiszhalle in Hamburg, het Palau de la Musica Catala in Barcelona, het Concertgebouw in Amsterdam en de Musikverein in Wenen. Ongeveer 20 concerten. Een mooie artistieke samenwerking tussen de twee. “Het is een vreemd verhaal, want we hadden al lang van elkaar gehoord, maar we kenden elkaar niet totdat we elkaar in Amsterdam tegenkwamen, op het Conservatorium. Carlos heeft daar twee jaar gestudeerd, een periode die samenviel met de twee jaar dat ik daar zat. Hij was verbonden aan het Concertgebouw en toen ging het vanzelf. Carlos is naar een van mijn concerten gegaan, daarna heb ik hem uitgenodigd om samen een concert in Guimarães te geven, en toen zijn we heel goed bevriend geraakt en zijn we op verschillende plaatsen samen opgetreden.” Een volledige overeenstemming tussen de twee, muzikaal gezien. “Als er iemand is met wie ik het fijn vind om te spelen, dan is het Carlos. We hoeven niet veel te bespreken. We communiceren door middel van de muziek, door de klanken. Carlos is iemand met wie het gemakkelijk is te werken. We zijn het gelukkigst als we op het podium muziek maken. We vullen elkaar aan.”

Zo’n symbiose komt niet vaak voor. “In mijn beroep zijn de relaties vaak onpersoonlijk als we kamermuziek of symfonische muziek spelen”, geeft Pedro Emanuel Pereira aan. “Ik hoef niet bevriend te zijn met de dirigent of met de collega’s met wie ik speel. We moeten goed met elkaar omgaan en op het toneel samenwerken. Maar alles verandert zodra we op het podium staan met iemand in wie we onze waarden, ethiek, wereldbeschouwing herkennen. Dan vinden er echte wonderen plaats.” Er is niet altijd chemie tussen de muzikanten onderling. “Dat gebeurt vaak. Bijvoorbeeld: je neemt een groot pianist en een groot zanger met een internationale carrière en je stopt die bij elkaar. Dat werkt niet altijd, want we hebben het over twee ego’s, twee giganten en dat levert niet altijd het beste samenspel op. Daarvoor moeten beide kanten wat toegeven. Er moet ruimte zijn voor respect, in de zin dat je de ander ruimte gunt om te shinen, om zijn moment te pakken. Er is een zekere nederigheid nodig om samen muziek te maken.”

Andere school

Bij dit soort partnerschappen doet zich een andere cruciale kwestie voor, die van de esthetische, of zelfs programmatische identificatie. “Carlos komt uit een andere school dan ik. Ik heb mijn opleiding aan de Russische school gedaan. Ik heb zes en een half jaar in Moskou gewoond en zelfs voordat ik naar Moskou ging heb ik altijd docenten gehad die uit die school afkomstig waren. Carlos komt uit de Franse school, met karakteristieken die verschillen van de Russische school.” Hij zou er een heel proefschrift over kunnen schrijven, want er zijn verschillende markante kenmerken van elk van deze scholen. “Zelfs binnen de scholen zijn er onderafdelingen. Er zijn veel mensen die het niet eens zijn met die indeling in scholen. Grigory Sokolov, bijvoorbeeld, zegt dat het verwerpelijk is om van de Russische school te spreken. Voor hem bestaat er individualiteit, de kunstenaar als individu. Maar het is moeilijk om de school waar je op hebt gezeten niet als een collectief te karakteriseren.”

Toch worden die begrippen altijd gebruikt. “Dat zijn manieren om het te versimpelen. Ik zou zeggen dat de Russische school de professionaliteit op nummer een zet. Dat is een erg basale vorm. Iemand die het conservatorium van Moskou afmaakt, zou in theorie technisch uitstekend zijn. Een meester op technisch vlak, de beheersing van het instrument. Vandaar naar het creatief-zijn, het echte kunstenaarschap, is een heel grote stap. Hij moet talent hebben. Dat is een van de specialismen van mijn vrouw. Is talent aangeboren? Of aangeleerd?”

“Als ik me bij de Russische school houd, dan functioneert die op basis van meritocratie” geeft de pianist aan. Grofweg is het zo dat wie het lukt om te overleven en het sterkst is, de top van de piramide bereikt. “De vraag waar het om draait, is wat er ontbreekt aan de Russische school is. Wat gebeurt er met de uitvallers?” Hij onderbreekt zijn verhaal even om een slok te drinken. “Ik heb veel mensen leren kennen wie het niet eens is gelukt om op het conservatorium van Moskou te komen. Op het conservatorium komen vergt een enorme inspanning van de Russen. Ze werken daar jaren hard voor. Ik heb dan een soort van ongerustheid in me; Wat is er van die mensen geworden? Is er een plaats voor hen in de creatieve wereld? Soms worden er fouten gemaakt. De examencommissie heeft het niet altijd bij het rechte eind bij het maken van de voorselectie. Mijn docente, Vera Gornostaeva, is niet eens afgestudeerd aan het Conservatorium van Moskou. Maar ze heeft een briljante carrière gemaakt en was finaliste van het Tsjaikovski-concours. Soms is het momentum niet goed. De zenuwen kunnen iemand parten spelen.”

De Franse school daarentegen is anders. Die besteedt veel aandacht aan de klank, de nuances van de klankkleur. “Het is een erg verfijnde school”, geeft Pereira aan, “Kijk maar naar de componisten. Als we denken aan de Franse school, denken we meteen aan Couperin (François Couperin, 1668-1773), Débussy (Claude Débussy, 1862-1918), Ravel (Maurice Ravel, 1875-1937). En van recenter datum Messiaen (Olivier Messiaen, 1908-1992). Het is een cultuur met een zeker raffinement en niet alleen in de muziek. De Russen houden van hoogdravendheid. Er is een humanistische kant, maar ook de kant van de bombast. Dat voel je als je daar woont. Het is een enorm uitgestrekt land. Het tijdsbesef is in Rusland heel anders.”

Portugese hedendaagse componisten

Na dit uitstapje naar enkele aspecten van de Russische en Franse school, komen we terug op de tournee met Carlos Ferreira. “Ik moet eerst zeggen dat we pas geleden het album ‘XX-XXI’ uitgebracht hebben. Carlos heeft al een interessante carrière, met internationale prijzen. Hij is genomineerd als ‘Rising Star’ van 2024. In het kader van deze nominatie maken we dan ook deze tournee langs de verschillende Europese steden.” Het repertoire is uitgebreid, want ze doen wat ze het beste kunnen. Muziek uit de 20e eeuw met Poulenc, Bernstein, Martineua, Horowitz, en de sonates van Brahms.

“Wat ik heel fijn van Carlos vind, is dat er een suite op het programma staat die ikzelf gecomponeerd heb en die aan hem is opgedragen, met als titel ‘Suite Duas Igrejas’.” Dat stuk wordt op alle concerten gespeeld, onafhankelijk van het programma van elke zaal. “In het jaar waarin we het 50-jarig bestaan van onze democratie vieren, alsmede de 100e geboortedag van de componist Joly Braga Santos en de 500e geboortedag van de dichter Camões, is het meer dan tijd om onze muziek te exporteren. Op het gebied van de klassieke muziek bemerk ik een soort inferioriteitsgevoel van de kant van de musici zelf, van de media en de uitbaters van de concertzalen.”

Het is een van de grote problemen van de Portugese hedendaagse componisten dat ze een werk componeren dat wel een keer wordt uitgevoerd maar dan in de vergetelheid raakt. “Dat is een reëel probleem”, ziet Pereira, “Het gaat al beter en je moet het in de context zien. Maar als we kijken naar componisten als Fernando Lopes-Graça, zien we dat een significant deel van zijn werk niet bij leven van de componist werd gespeeld. Om een eenvoudige reden: we hadden niet zoveel musici en vertolkers als we nu hebben. We hadden toen niet zoveel scholen als we nu hebben.” Zo bezien is de situatie er erg op vooruitgegaan. “De paradox van dit alles is dat – hoewel de situatie nu anders is, en met uitzondering van de Stichting Calouste Gulbenkian, het Centro Cultural de Belém, het Casa da Música, en nog wat zalen zoals de Academia de Música in Espinho, een uitzondering op de regel – als we naar steden in de periferie gaan, ik niet veel voorbeelden tegenkom van zalen die regelmatig klassieke muziek programmeren. Het blijft erg moeilijk voor hedendaagse componisten om een plaats te vinden waar onze werken gespeeld kunnen worden. Gelukkig is Portugal dit jaar themaland van het Casa da Música. Ze bieden veel mogelijkheden aan Portugese vertolkers en componisten. Maar dat zou de regel moeten zijn. Het heeft lang geduurd, zo’n twintig jaar…”

“Op grond van de vernieuwende benaderingen van zijn fascinerende pianotechniek heeft Pedro Emanuel Pereira zich al bewezen als een volmaakte componist”. Hij paart “emotionele subtiliteit aan een groot temperament” en heeft een “diepzinnige kijk op de essentie van de muziek die hij speelt”.

– António Victorino d’Almeida, Vera Gornostaeva & Naum Grubert

Dat is een groot verschil met de situatie in andere Europese landen. “Het verschil is onpeilbaar”, beaamt de muzikant, “In Duitsland of Frankrijk wordt hun eigen muziek elk jaar enorm gestimuleerd. In Portugal zouden we af moeten van de idee dat de Portugese muziek eerst in een ander Europees land gewaardeerd moet zijn om in Portugal geaccepteerd te worden. Het is een enigszins achtergebleven mentaliteit, mogelijk doordat we zo lang onder een dictatuur hebben geleefd.” Tussen 1928 en 1974 was er een dictatoriaal regime met fascistische kenmerken in het Portugal van Oliveira Salazar en Marcelo Caetano. De democratie werd bevochten door de zogenaamde Anjerrevolutie van 25 april 1974. “De moeilijkheid is dat we jarenlang met een chronisch analfabetisme geleefd hebben. Een chronisch gebrek aan kennis van het onbekende. Dat laat zijn sporen na. Maar ik ben optimistisch. Ik meen dat de toekomstige generaties de Portugese artiest, de Portugese muziek gaan zien als een merk dat een plaats verdient in onze maatschappij en dat het waard is om geëxporteerd te worden, en niet geïmporteerd.”

Prokofjev

Eerder werd al het Jaar van Portugal in het Casa da Música genoemd. Pereira levert een speciale bijdrage met de vertolking van een concert van Prokofjev die niet veel gespeeld wordt in de concertzalen. Die keuze kwam van Rui Pereira, de programmeur van het Casa da Música. Hij heeft besloten dat hij dit seizoen de vijf concerten van Prokofjev wilde doen en dat die door vijf Portugese vertolkers gespeeld zouden worden. “Ik kwam er een week voor het openingsconcert van het nieuwe seizoen achter dat ik dat concert zou doen. Rui Pereira gaf me totale vrijheid om een van de vijf concerten te kiezen. Ik heb om twee redenen voor het vijfde concert gekozen. De eerste reden is dat het een concert is dat ik niet op mijn repertoire had. Het eerste concert en het derde had ik al eens gespeeld. En het was een concert dat ik heel graag wilde spelen. De tweede reden heeft te maken met het feit dat het een concert is dat de orkesten niet vaak op hun repertoire hebben. Het is zo dat er zelfs in de klassieke muziek ‘hits’ bestaan. En dit concert hoort daar niet bij. De mensen hebben liever het derde, of het eerste. Het tweede wordt ook vrij vaak gespeeld, hoewel het erg moeilijk is, lastig om te spelen.”

Het vierde en vijfde blijven dan in de la liggen. Vooral het vijfde concert, omdat het zo complex is. “Het heeft een erg gedurfde orkestratie”, geeft de pianist aan, “Volgens mij valt het al onder het Europese modernisme. En dat berust op feiten. Alle orkesten hebben het eerste concert van Tsjaikovski op het repertoire, sommige doen het tweede. Slechts zelden doen ze het derde, dat onvoltooid is. Hetzelfde geldt voor Rachmaninov. Alle orkesten hebben het tweede en het derde, het vierde wordt zelden gespeeld. Sommige doen het eerste.”  Dat heeft te maken met de keus van het publiek. “Eigenlijk is het spectaculairder om naar het derde concert van Prokofjev te gaan dan naar het vijfde. Mijn docente sprak een waar woord: van geniale muziek krijg je nooit genoeg.”

Gemak

Na een korte pauze vervolgt Pedro Emanuel Pereira zijn verhaal. “Er heerst een zekere gemakzucht”, zegt hij, “Natuurlijk is er gemakzucht bij de orkesten, de programmamakers, maar de pianisten en de vertolkers dragen daarin ook een grote verantwoordelijkheid. Als we kijken naar de internationale pianoconcoursen dan zijn het altijd dezelfde werken die gespeeld worden. Als we kijken naar de grote winnaars van de internationale wedstrijden dan zien we dat – uitgezonderd het Tsjaikovski-concours, waar de laatste jaren veel mensen kiezen voor het tweede concert van Tsjaikovski –altijd het eerste concert van Tsjaikovski of het derde concert van Rachmaninov gekozen wordt. Enkelen nemen de concerten van Brahms, of het Vijfde of Vierde Concert van Beethoven. Het zijn altijd de canonieke stukken.”


“Het komt zelden voor dat iemand de moed heeft om te doen wat András Schiff deed, die naar het Tsjaikovski-concours ging en een concert van Bach speelde. Of zoals Van Cliburn (Harvey Lavan Cliburn Jr., 1934-2013) deed, die naar de eerste editie van het Internationale Tsjaikovski-concours (in 1958) ging en Concert nr. 3 van Rachmaninov speelde, terwijl iedereen nr. 2 deed. In zekere zin was hij het die Concert nr. 3 van Rachmaninov weer uit de la heeft opgediept. Of wat Grigory Sokolov deed, die in de finale van het concours komt en het Tweede Concert van Saint-Sains speelt. Ik geloof dat er van de kant van de vertolkers enige moed voor nodig is om met bepaalde paradigma’s en bepaalde canons te breken die deel uitmaken van het repertoire. Toen ik concert nr. 5 van Prokofjev koos, wilde ik deze boodschap ook meegeven. Dit concert is zo geniaal dat het uitermate geschikt is om er het nieuwe seizoen van de Casa da Música mee te openen.” Pereira raakt bijna opgewonden van de muziek als hij er over verteld. Zijn vingers lopen onder het vertellen al virtueel over de toetsen en als er een piano stond zou hij het al meteen hebben voorgespeeld.

Het Vijfde van Prokofjev

Toch is het stuk een riskante keuze. “Voor wie het niet kent, op het eind van het vijfde concert is de eerste reactie van het publiek de vraag of het al afgelopen is. De mensen verwachten zo’n finale niet. Ze verwachten een apotheotische finale zoals bij de Romantiek, de post-Romantiek, met de enorme frases die we horen in de concerten van Rachmaninov, of het Derde van Prokofjev. En bij dit concert is die gigantische frase er niet. Dit concert heeft kleine frases, met kleine motieven. We moeten echt goed opletten, want er zit veel informatie in het concert. En het eindigt abrupt. Een beetje in de lijn van Hindemith (Paul Hindemith, 1895-1963). Dit is polemisch, ze zullen zeggen dat je Hindemith niet met Prokofjev kunt vergelijken. Dat begrijp ik.”

“Prokofjev komt daar heel dicht bij als hij met de tonaliteit breekt”, vervolgt hij, “aan het eind van elk andante komt hij met een sereen akkoord en zegt ons dat dat de tonaliteit is. Dit doet ons denken aan de sonates van Hindemith. Hij bevaart erg ruwe zeeën en eindigt altijd met een kalme harmonie. Je komt bij de finale en dan krijg je dat briljante akkoord in sol majeur, en dat is een schok voor de mensen. Het publiek wordt onrustig. Vraagt zich af of dat het einde is. Dat was precies wat ik wilde. Een zekere onrust bij de mensen oproepen, zodat ze gaan begrijpen dat de kunst veel verder gaat dan de platgetreden paden. Als dat niet zo was, dan zouden we nu nog naar de sonates van Schubert luisteren.”

Eurico Tomás de Lima

De laatste jaren wijdt hij zich aan het leren spelen van werken die niet in de canon zijn opgenomen en enkele daarvan zijn zelfs behoorlijk onbekend. “Wat dat betreft was ik bevoorrecht toen ik aan het begin van de pandemie van Nederland terug naar Portugal verhuisde – ik had langer dan tien jaar in het buitenland gewoond – en docent Miguel Leite leerde kennen, een liefhebber van de Portugese muziek en zeer bevriend met veel hedendaagse dichters.” Leite werkt aan veel projecten met componist, pianist en schrijver António Vitorino de Almeida en andere kunstenaars. “Hij heeft me laten kennismaken met een kant van het Portugees repertoire die me onbekend was. Andere collega’s van me, ook pianisten, kenden die ook niet. Ik kwam zo in contact met een serie werken van Eurico Tomás de Lima, die voor het eerst werden vertolkt in Griekenland op een festival in Saloniki. Een van de werken heet ‘Ilha do Paraíso’ (‘Paradijseiland’) en werd door Eurico Tomás de Lima op Madeira gecomponeerd toen hij daar woonde.”

Hij heeft ‘Ilha do Paraíso’ op Madeira gespeeld, en daarna nog in het Ateneu Comercial in Porto, maar vervolgens gedurende 40 of 50 jaar heeft nooit iemand dat stuk nog gespeeld. “Ik wist niet hoe het publiek zou reageren, maar de reactie was geweldig. Ik vraag me af: waarom zo’n lange stilte? Waarom zoveel jaar? Ikzelf kende het werk van Eurico Tomás de Lima niet. Toen besloot ik dat het mijn taak als Portugees kunstenaar was om deze werken onder de aandacht te brengen die niet eens bij het Portugese muziekmilieu bekend waren.” Wat dat betreft, is alles in het begin natuurlijk onbekend.

Esthetiek

Sommigen vinden het belangrijk om de context te kennen waarin een werk tot stand komt en in welke periode hij het componeert. Voor Pedro Emanuel Pereira niet. “Wat voor mij doorslaggevend is, is dat de eerste boodschap die de componist me wil geven de partituur is”, geeft de muzikant aan, “Daardoor laat ik me leiden. De levensloop van de maker, de historische context van het werk is niet essentieel. Essentieel is wat er in de partituur staat. De belangrijkste geheimen staan in de partituur. Je ontdekt het creatieve wezen van de componist, zijn ego, zijn zwaktes, dat alles ontdek je in zijn kunst zelf. Ik geloof dat muziek het wezen van de mens kan weergeven. In zekere zin bevestigt de biografie slechts wat er in de partituur staat. Ik geloof dat de grote componisten en de grote kunstenaars moeilijk hun kunst van hun wezen kunnen losmaken. Het is heel moeilijk om in onze kunst niet onszelf te zijn. Tenzij we onecht zijn. Als ik naar de grote componisten kijk, zie ik hun liefdes, hun angsten, hun verdriet, hun tranen, hun successen in elke noot van de partituur.”

Als voorbereiding heeft Pereira Eurico Tomás de Lima als voorbeeld genomen. “Omdat hij een componist is wiens werk ik niet kende”, geeft jij aan, “Het heeft een soort esthetiek waarmee ik in zekere zin al wel bekend was. Maar ik kan het voorbeeld van António Vitorino de Almeida noemen. Ik heb ‘Três prelúdios e fuga’ leren spelen die hij geschreven heeft en ik heb de wereldpremière van twee ervan in Moskou gespeeld, in aanwezigheid van Vitorino d’Almeida zelf. Ik moet toegeven dat toen ik begon het werk te bestuderen, ik tegen mezelf zei dat ik er geen snars van snapte. Ik begreep niet wat er stond. Het was allemaal heel vreemd. Dat zei ik ook tegen de dirigent, zei hem dat ik zijn esthetiek niet begreep. Hij lachte en zei alleen maar dat ik het niet moest opgeven. En inderdaad, als ik het in het begin had opgegeven, had ik deze schitterende gelegenheid gemist om een werk te overdenken en te bewonderen waarin ik nu iets zie wat iemand die dat leerproces niet heeft doorgemaakt niet kan zien. De muziek van António Vitorino d’Almeida vereist dit, waardoor we die uiteindelijk bewonderen.”

A Passarola

Behalve concertpianist is Pereira begonnen met het componeren van eigen werken. Hij heeft bijvoorbeeld een werk met als titel ‘A Passarola’ (‘De Grote Vogel’) geschreven. “Ja, ‘A Passarola’ is een werk dat ik samen met twee collega’s heb gemaakt, Rui Gato en Vítor Joaquim. Het is een werk voor piano, elektronische muziek en Geometria Sagrada.” Geometria Sagrada, of Heilige Geometrie, is een concept dat wordt toegepast in de muziektheorie en compositie om de relatie tussen wiskundige verhoudingen en muzikale harmonieën te verkennen. Het idee is gebaseerd op het geloof dat bepaalde geometrische vormen en verhoudingen een intrinsieke spirituele of kosmische betekenis hebben en dat deze principes kunnen worden toegepast op muziek om een gevoel van harmonie en diepte te creëren. “De specialist in Geometria Sagrada is Rui Gato. Je moet muzikale intervallen nemen en die in geometrische figuren plaatsen. Dat is een heel rudimentaire vorm. We zijn op uitnodiging van Guta Moura Guedes van Experimenta Design met zijn drieën bij elkaar gaan zitten. We hebben een sonate van Scarlatti genomen en dat werk naar onze eigen tijd verplaatst. Er zit veel improvisatie in deze muziek, maar ook veel complexiteit. Het was een van de projecten waar ik het meeste plezier aan heb beleefd.”

Het leven van de vertolker valt vaak samen met dat van de componist en de ene conditioneert met de ander. Conditioneren betekent dat je leert door steeds dezelfde dingen mee te maken en daar op inspeelt. “Het woord dat je hebt gebruikt is terecht”, beaamt hij, “Het heeft te maken met conditionering. Dat is wat er gebeurt. Het is heel moeilijk om deze twee facetten in het dagelijks leven met elkaar te verenigen. Aan de andere kant vullen ze elkaar aan. Ik weet dat ik beter ben als componist omdat ik ook vertolker ben, omdat ik pianist ben. En het feit dat ik componist ben helpt me enorm bij het spelen. Ik heb een andere kijk op de compositie. Ik verplaats me in de componist. In het dagelijks leven geeft het echter veel onrust. Ik herken me in de onrust van Rachmaninov. Het was voor hem erg moeilijk om zowel pianist als componist en dirigent te zijn. Ten eerste blonk hij uit in de drie facetten. Toch ontbrak het hem aan regelmaat als hij met de drie facetten tegelijkertijd bezig was. Mahler dirigeerde in het orkestseizoen en in de zomer wijdde hij zich aan compositie. In mijn geval is het moeilijk om beide gebieden in het dagelijks leven te combineren. Momenteel lukt het me om beter georganiseerd te zijn, maar ik moet toegeven dat de periodes waarin ik productiever ben, de periodes zijn waarin ik me van een ervan losmaak. Maar het is moeilijk, want de agenda laat het niet altijd toe.”

Promotie

Op dit moment is Pedro Emanuel Pereira een promotie in Artistieke Creatie aan de Universiteit van Aveiro. “Mijn focus ligt op de stilte als iets wat aanwezig is in tijd en ruimte. Door de artistieke schepping probeer ik aan te geven hoe belangrijk de aanwezigheid van stilte is, en niet de afwezigheid van iets. De stilte als iets wat aanwezig is, in een tijds- en ruimtedimensie. Dit promotietraject is relatief recent. In het begin, toen ik me inschreef, was ik nogal sceptisch, maar ik ben er echt heel erg blij mee. Het is een programma met collega’s die uit verschillende gebieden komen, van architectuur tot film, beeldende kunst en nog andere. Door deze symbiose kijk ik op een geheel andere wijze naar de kunst, naar de wereld. Ik weet niet wat het nut is van dat diploma, maar dat geeft niet. Het gaat om de ervaring die we opdoen.”

Ervaring heeft hij genoeg. Als jongeman van nog geen 18 jaar oud ging hij naar Moskou, met alle taalproblemen, culturele en klimaatverschillen. Toch is het hem gelukt om zich aan te passen en een opleiding af te ronden die zo veeleisend is als die van het Conservatorium van Moskou. “Kort gezegd zou ik zeggen dat ik in mijn leven, van jongs af aan, nooit gekozen heb voor de gemakkelijke weg”, geeft Pereira toe, “Ik heb altijd gekozen voor de weg die me de juiste leek. Dat is niet altijd gelukt. Ik zat vaak verkeerd. Toen ik naar Rusland ging, wist ik dat het een moeilijke weg zou worden. Er was geen druk, niet van mijn ouders, niet van mijn docent. Integendeel, mijn moeder had liever dat ik in Portugal zou blijven. Het was dus een bewust genomen beslissing.” Hij neemt een even bewuste rust, “Terwijl ik op het Conservatorium van Moskou zat, hebben zich veel uitdagende situaties voorgedaan die me op bepaalde momenten aan het denken zetten, ik bereikte een punt waarop ik me afvroeg of ik moest weggaan, of ik het moest opgeven.”

Op de voorbereidende opleiding zaten er meer dan 30 studenten uit de hele wereld, terwijl er aan het eind van de zes jaar, toen ze hun diploma kregen, er nog maar zeven over waren. “We komen weer op het begin van ons gesprek”, lacht Pereira, “Het Russische onderwijssysteem is hiërarchisch. Het is een meritocratisch systeem. Je bereikt alleen de eindstreep als je echt degelijk voorbereid bent. Het is daar gemakkelijk om het na een of twee jaar op te geven. Het is heel zwaar om het af te maken. Het is moeilijk om binnen te komen, maar nog moeilijker om weg te gaan. In de meeste Europese landen ben je eraan gewend dat als je aan een studie begint, het bijna zeker is dat je die afmaakt. Het kan langer of korter duren, maar als je wilt, maak je de opleiding af. Aan het Conservatorium van Moskou is dat niet gegarandeerd. Je hoeft maar een beetje onzeker te zijn, er een beetje de kantjes vanaf te lopen, in een of andere situatie te aarzelen en voor je het doorhebt, lig je er al uit. Ik was 17 toen ik daarnaartoe ging. Buiten enkele uitstapjes naar masterclasses was ik nooit van huis geweest. Daar was ik op mezelf aangewezen, ik woonde in een piepklein kamertje met meerdere mensen, tenminste in het begin. Dan was er nog de kwestie van het klimaat, de taal. Het probleem van de contacten, want als je eenmaal bevriend bent met een Rus is het een echte vriend, maar aan het begin stellen ze zich niet gemakkelijk open. In het begin was dat heel zwaar.”

Q.Festival

Op 9 mei zal Perdo samen met Ana Mar spelen in De Engelse Kerk in Amsterdam tijdens het Q.Festival. “Het is niet voor het eerst dat ik samenwerk met Teresa Pinto, de organisatrice van het Festival. In de editie van 2020 stond ik op het programma met het concert ‘Sons da Minha Terra’ dat vanwege de covidpandemie werd afgelast. Maar dit jaar ga ik daar wel spelen.” Niet voor het eerst in Amsterdam, want vorig jaar speelde hij een concert in Amsterdam, ook door Q.Art georganiseerd, in de Amstelkerk. “Ik heb gespeeld met violist Eliot Lawson, een groot violist. Hij geeft les aan het Conservatorium van Amsterdam en Antwerpen en aan de Universiteit van Minho. We hebben een stuk in première gebracht dat ik voor piano en viool heb gecomponeerd, opgedragen aan mijn vrouw, die ook violiste is. Het heet ‘Ar de Mar’ (‘Zeelucht’). Het zijn zeven composities voor piano en viool. Volgens mijn vrouw stellen die zeven composities de schepping voor. Toen ik elk ervan ging analyseren, kreeg ik door dat dat metaforische beeld dat ze had, heel logisch was. Het komt vaak voor dat componisten en andere kunstenaars iets maken en dat er daarna iemand van buiten komt die er een kijk op heeft die ons verbijstert. We moeten nederig zijn en erkennen dat de kunst uit ons voortkomt, maar niet van ons is. Vanaf het moment dat het niet van ons is, behoort het kunstwerk ons niet meer toe.”

Q.Festival is een heel belangrijk festival voor de Portugese muziek. Daardoor kunnen we wat van de Portugese cultuur naar Nederland brengen. “Teresa Pinto doet heel nobel werk in de zin dat ze tracht kunstenaars hiernaartoe te halen die een soort kunst maken, een schepping, die in zeker opzicht verband houdt met het land waarin we geboren zijn, maar die niet altijd bij het grote publiek bekend is. Vandaag de dag is het gemakkelijk om overal ter wereld een fadoconcert te organiseren. Op dit moment is de fado werelderfgoed. Het is veel moeilijker om hedendaagse Portugese muziek te exporteren, net als onze dichters. Teresa heeft daar gevoel voor. Ze weet dat je aan de ene kant Saramago en fado moet bieden om door het publiek geaccepteerd te worden, maar ze beperkt zich daar niet toe. Dus nodigt ze kunstenaars uit die de Portugese cultuur naar Nederland kunnen brengen, in de wetenschap dat het totaal onbekend is hoe het publiek daarop zal reageren. Dit is een taak in dienst van de kunst en de cultuur. Die blijft weg bij de commerciële kant van de zaak. Ik complimenteer Teresa Pinto dan ook graag publiekelijk vanwege de moed die ze heeft om onafhankelijk van of het wat oplevert of niet, dit nobele werk van de verspreiding van de Portugese kunst en cultuur voort te zetten.”

Pedro Emanuel Pereira speelt op 9 mei samen met Ana Mar in De Engelse Kerk tijdens het Q.Festival.

Foto’s (c) Ana Mar
Vertaling: Hennie Bos
Deel: