Rose Spearman is alles behalve een muzikale nieuwkomer. Door de hectiek van een eigen platenlabel  stond haar muzikale carrière even op een lager pitje. Maar met het nieuwe album ‘King of Air’ is ze begonnen aan een nieuw hoofdstuk. “Een verzameling verhalen”, noemt ze de plaat zelf. Songs over haar opvallende familiegeschiedenis, opgedragen aan haar vader.

Rose zit er helemaal klaar voor. Bijna, althans. “Heb je even? De hond wil er ook bij.” De openhartige toon voor een mooi gesprek is meteen gezet. Met iemand die in 2002 debuteerde met het album ‘Trust’. In een tijd dat ze wereldwijd optrad met bekende Dj’s. “Het was vooral die unieke mogelijkheid om een plaat te maken met de grote producer King Britt. Vervolgens werd ik gevraagd bij Kraak & Smaak. En voordat ik het wist was ik daarmee zes jaar on tour.” In diezelfde periode bracht ze ‘Livin’ It’ (2007) uit, haar laatste album voor een langere tijd.  Een tijd die vooral in beslag werd genomen door haar eigen platenlabel M.A.R.S. En door iets heel persoonlijks… “Ik was ondertussen heel erg diep in mijn familiegeschiedenis gedoken.” Wat uiteindelijk leidde dat tot het recente, derde album, ‘King of Air’. Maar dat ging zeker niet ‘zo maar’…

“In 2020 voelde ik de noodzaak om weer zelf te gaan schrijven. En vooral over die familiegeschiedenis. Ik was ondertussen natuurlijk zelf ook ouder geworden. En had heel veel vragen over mijn vader.” Het album ‘King of Air’ heeft ze dan ook aan hem opgedragen: de Amerikaanse jazzsaxofonist Glenn Spearman. “Ik ben eigenlijk opgegroeid met alleen mijn moeder en mijn halfzus, hier in Rotterdam. Maar ik heb ook een hele grote familie in Amerika. Met veel halfbroers- en zussen uit verschillende relaties van mijn vader. Het voelt alsof ik in twee werelden leef. Ik zou er wel tien albums van kunnen maken. Op deze plaat heb ik slechts een aantal verhaaltjes kunnen vertellen.”

Eén van die verhaaltjes, liedjes dus, is ‘After The Renaissance Comes The Blues’. “Die gaat over mijn oma. Ze was een Joods meisje en is in de oorlog uit Duitsland gevlucht. Op dertienjarige leeftijd belandde ze met haar familie op Ellis Island, New York. Op haar zeventiende jaar werd ze zwanger van een getrouwde zwarte man. We spreken eind jaren veertig, hé. Het kind werd ter adoptie afgestaan en mijn oma moest naar een sanatorium. Toen ze daar uit kwam heeft ze het kind opgehaald en zijn ze samen naar Californië gegaan. En dat kind, dat is dus mijn vader, Glenn… Mijn oma trouwde ook nog. En die man werd dus officieel mijn opa genoemd.”

“En je vader?“ “Die is uit Nederland weggegaan toen ik vier was. Letterlijk een pakje sigaretten gehaald en nooit meer terug gekomen. Maar terug gevlogen naar Amerika. Mijn oma, zijn moeder dus, vond dat vreselijk. Vanaf toen kwam zij ons elk jaar bezoeken. Door haar had ik af en toe nog contact met mijn vader.” Maar vader Glenn stierf jong, 51 jaar oud slechts… “Ja, in 1998, aan een heroïne verslaving. Ik was toen zelf begin twintig. ‘Daddy Where Were You’ gaat letterlijk over de laatste avond die we samen hebben doorgebracht in Italië. En niet lang daarna is ook mijn oma gestorven, in 2000. Van haar heb ik de meeste verhalen gehoord.”

Rose heeft die verhalen dus lang met haar meegedragen. “Ik wist eigenlijk niet wat ik met die verhalen aan moest. Ik was mezelf nog aan het ontdekken. Misschien heb ik me er ook een tijd voor geschaamd. Dat ik het verborgen wilde houden.” De heftige verhalen hadden duidelijk de tijd nodig om te rijpen in haar eigen gevoelens. “Ik ben daar nu nog steeds mee bezig. Die liedjes zijn het begin geweest van een proces, waar ik eigenlijk nog midden in zit: het trauma van de super afwezige vader die eigenlijk heel aanwezig is. En nu de doos van Pandora is geopend, komen er steeds meer verhalen en geheimen los.”

En het gevoel dat nu bij mij overheerst?” Rose herhaalt de vraag voor haarzelf… “Ik mis hem. Dat is het. Ik had nog graag met hem willen spreken, ook over muziek. Maar ik zou vooral willen weten wie hij nou eigenlijk was.” Daarbij veranderen haar gevoelens in de eeuwige stroming van de tijd: “Ik was er eerst heel boos over. ‘After The Summer Falls’ is het eerste liedje dat ik er überhaupt over heb kunnen schrijven, zo’n tien jaar geleden. Het is heel bozig en negatief. Maar ‘Daddy Who Were You’ is veel recenter en is meteen ook veel milder naar hem. Daarom vind ik het ook moeilijk om ‘King of Air’ een ‘echt album’ te noemen. Ik noem het liever een ‘verzameling van ervaringen, van verhaaltjes’.”

Hoe je het ook noemt, ‘King of Air’ opent heel opvallend met een gesproken tekst. “Dat is mijn vader. Het gaat over Ethiopische nomaden, die nergens thuis zijn. Dat is ook het grote thema van mijn vader geweest, denk ik: dat hij zich eigenlijk nooit thuis heeft gevoeld. Niet bij zichzelf, maar ook niet op deze wereld… En op de vraag ‘Daddy Who Were You’ zou hij zelf ook geen antwoord weten. Hij liet zichzelf niet zien. En dan is de opdracht aan mij om mij zelf juist wel te laten zien. Omdat daar mijn vrijheid in zit: Ik mag er zijn. En wat is er dan waardevol?  En waar sta ik voor? Ik wil iets schrijven wat er echt toe doet voor mij. En vooral ook verbinding maken. Verbinding met mijn publiek, maar ook met mezelf, begrijp je?”

Ze illustreert het met weer een mooi verhaaltje, een lied dus… ‘Who We Be’. “Op mijn achttiende kwam ik weer in contact met mijn echte opa. Hij was operazanger en nodigde me uit voor een première concert in Harlem, New York. Er waren alleen maar zwarte mensen, op mij en mijn vriendje na. Na afloop gaf mijn opa een speech voor de volle zaal en vroeg zijn familieleden op te staan. Als kleindochter stond ik vol trots op. Niet nadenkend over de consequenties… Ik hoor geroezemoes om me heen: “She is white, she is white… En wat ik voelde? Van alles: ik hoor er niet bij, ik mag er niet zijn, ik moet me schamen voor wie ik ben… Maar nu, zovele jaren later, ben ik er trots op dat ik dat gevoel in een liedje heb kunnen gieten.”

Liedjes, verhalen… Rose Spearman heeft haar familiegeschiedenis op ‘King of Air’ duidelijk verwoord, gedrenkt in een verleidelijke mix van elektronica, soul, funk en pop. “Ik noem het zelf Industrial soul. Ik heb op het album ook samengewerkt met drummer en producer Joost Wesseling. Hij is verantwoordelijk voor het elektronische sausje. En met Frank van Kasteren heb ik meer de organische kant opgezocht, vooral richting de blues. Dat zit ook veel in mijn zang, vind ik zelf. Eigenlijk alles wat dark en bluesy is, dat trekt mij heel erg aan.”

Dat levert na zestien jaar eindelijk weer een plaat op, of sorry: een verzameling songs, verhaaltjes. “Maar ik voel nu de behoefte om een echte plaat te maken. In korte tijd geschreven, en niet over mijn familiegeschiedenis. Maar over andere onderwerpen, die me fascineren. Waar ik ook iets van vind en waarover ik ook wat wil zeggen.” Gezien de persoon Rose Spearman, haar reflectie op de wereld om haar heen en op haarzelf, geeft dat meer dan genoeg stof voor een hele serie nieuwe platen. Maar dat wordt iets voor een volgend interview… Eerst genieten we van het hier en nu: Rose Spearman legt familiegeschiedenis prachtig bloot op ‘King of Air’

Foto’s (c): Sonja Tabak (header & kleurenfoto), Peter de Jong (Z/W foto)

Deel: