Suede brengt met ‘Autofiction’ haar negende studioalbum op de markt. Zitten we daar op te wachten? Voegt het nog iets toe aan het 30-jarige oeuvre of is de automatische piloot ingeschakeld? Alleen al vanuit pophistorisch verband is het spannend om ‘Autofiction’ te beluisteren.

De vijf Britten noemen het zelf graag ‘The punk album’. Hiermee word je echter op het verkeerde been gezet. Geen punk avant la lettre. Bij navraag wordt de punk echter gezien als metafoor voor energie, de jeugdige energie. Voor de vijftigers van Suede een beladen term natuurlijk, maar het is wel een spannende en gedurfde insteek na hun laatste album ‘The Blue Hour’. Een album dat wat zwaar op de hand lag, elektronisch, orkestraal en misschien iets te pompeus. “We dreigden de spontaniteit te verliezen”, zeggen ze zelf.

‘Autofiction’ kan worden gezien als een tegenreactie op deze laatste plaat en tevens een circulaire terugkeer naar het begin van de band. ‘The Drowners’ werd dertig jaar geleden als eerste single uitgebracht. En had die energie die ‘Autofiction’ ook wil hebben. Daarvoor is dan ook Ed Buller ingeschakeld, destijds de producer van ‘The Drowners’. En tevens van de eerst drie albums waarmee hij mede bepalend is geweest voor de Suede sound.

Om de energie in de groeven te persen is ‘Autofiction’ opgenomen alsof het een live set betreft, iets wat de band in eerste instantie ook echt wilde doen. In de beroemde Konk studios werd dan ook zonder click tracks of overdubs gewerkt. En werden ruis en eventuele foutjes er nog ingelaten.

Op ‘Autofiction’ is die live energie zeker terug te horen, terug te voelen zelfs. Daarmee heeft de ervaren band aan haar eigen muzikale doelen beantwoord. Ook tekstueel heeft ze goede keuzes gemaakt. Ze heeft gelukkig geen kopie gemaakt van de thema’s uit de eerste platen. Geen avonturen in de clubs, geen drugs en party’s. Dat zou alleen maar lachwekkend worden.

Nee, Brett Anderson, de zanger en vaste tekstschrijver, is tekstueel meegegroeid met zijn eigen ontwikkeling als bandleader en privépersoon. Dat maakt dat je gelooft wat hij zingt. En wie de laaste concerten van Suede heeft gezien, voelde dat ook in de zaal. Het publiek is meegegroeid met de band. Grijs en kaal, maar in de front rows in grote mate aangevuld met jongeren. Op het album bezongen in ‘That Boy On The Stage’, een nummer dat duidelijk maakt waar de band naar toe wil en dat het on stage zeker ook goed zal doen, net al het hele album, overigens.

Een album dat aftrapt met ‘She Still Leads Me On’, meteen een dijk van een single, een nummer dat direct naar de categorie Suede klassiekers mag gaan. Brett bezingt emotioneel en persoonlijk zijn relatie met zijn moeder, gestorven toen hij zelf amper een twintiger was. En vooral de diepe indruk die het op hem heeft gehad. In ‘Personality Disorder’ beproeft hij het recept van een vertelzanglijn, accumulerend in een refrein dat in de live uitvoering waarschijnlijk met volle borst wordt meegezongen. De energie zit er meteen goed in. Iets dat natuurlijk niet mag ontbreken op ’15 Again’ met een typische wavy eighties touch door de gekozen gitaarriffs en de keyaccoorden. Terwijl ‘Black Ice’ juist naar de hoekige postpunk neigt.

En waar vroegere albums als ‘Suede’ (1993), ‘Dog Man Star’ (1994) en ‘Coming Up’ (1996) mede zo sterk waren door een aantal meer ingetogen nummers, zo is dit ook terug te vinden op ‘Autofiction’. ‘The Only Way I Can Love You’ is er zo één, net ‘What Am I Without You’. Beide slepen je mee met de nog steeds warme en typerende stem van Brett. Je gelooft hem echt.

So far, so good. Helaas haalt niet elk nummer het opmerkelijk hoge niveau van het album. ‘Shadow Self’ (overkill), ‘Drive Myself Home’ en ‘It’s Always The Quiet Ones’ (beide pathos) zijn toch wel wat minder. Gelukkig eindigt het album in stijl. Het lang uitgesponnen en mooi opgebouwde ‘Turn Off Your Brain And Yell’ overtuigt je toch dat Suede er nog steeds toe doet. Misschien zaten we niet te wachten op ‘Autofiction’, maar we zijn zeker blij dat hij er is. (7/10) (BMG)

Deel: