Dave Gahan kennen we allemaal als de frontman en zanger van de legendarische electro-pop band Depeche Mode, waarmee hij de muzikale wereld meer dan eens op zijn kop zette met albums als ‘Speak & Spell’ uit 1981 en zeker ook ‘Violator’ uit 1990 waarop het juweel ‘Enjoy the Silence’ is terug te vinden. Het nieuwe album ‘Imposter’ is het derde album alweer waarop Gahan samenwerkt met het productieteam van Ian Glover en Rich Machin , die samen opereren onder de naam ‘Soulsavers’.

Onder de prikkelende titel ‘Imposter’, dat zoveel als ‘bedrieger’ betekent, komen de heren met een 12 nummers tellend album dat volledig bestaat uit covers van bekende en wat minder bekende artiesten. Een echt Covid – “we hebben tijd teveel” -album is het geworden. Het album werd naar eigen zeggen live opgenomen in de Shangri-La studio in Malibu.

Het opnemen van covers is slecht in twee gevallen oké: Als je een eerbetoon wilt brengen aan de originele artiest. Je gaat dan met liefde om met het nummer, laat merken waarom je het goed vindt, op welke manier het jou als artiest heeft beïnvloed. In het andere geval heb je als artiest iets toe te voegen aan het origineel. Gevaarlijk, want daarmee neem je enorme risico’s. Dit gaat ook maar zelden goed. Een van de weinige voorbeelden die ik me kan bedenken is ‘Hallelujah’, origineel van Leonard Cohen, dat uiteindelijk door Jeff Buckley tot ongekende hoogten werd gebracht qua interpretatie. Gahan zegt dat hij zichzelf “thuis” voelt bij de nummers die hij op dit album samen met Soulsavers heeft opgenomen.

Het album begint goed met James Carr’s ‘The dark end of the street’. Het is een mooie showcase voor de toch wel erg goede stem van Gahan. De gospel feel wordt versterkt door het orgeltje en de mooie backing vocals. Op ‘Strange Religion’ komt het grote manco van dit album meteen bovendrijven. Mark Lanegan’s nummer wordt erg saai gebracht. Letterlijk slaapverwekkend. Deze slaapverwekkende cadans houdt Gahan goed vast in klassiekers als Eartha KItts‘s ‘Lilac Wine’ en Neil Young’s ‘A man needs a maid’. Bij mij kwam de neiging wel op om het album af te zetten en even de originelen erbij te pakken. Dat zal de bedoeling niet geweest kunnen zijn.

Met Elmore James’ ‘I held my baby last night‘ doet Gahan het prachtige origineel van de ‘King of slide guitar’ James letterlijk geweld aan. Een no go, dit zou niet moeten mogen. Verschrikkelijk. Gahan laat de kunst van James verdrinken in een naar zwavel stinkende put van galmende gitaar, orgel en duistere drums die klinken of ze in een verlaten metrobuis zijn opgenomen. Gahan zelf klinkt als Elvis vlak voordat hij aan zijn laatste toiletbezoek begon. Fast forward.

Ook ‘Always on my mind’ van Wayne Carson, dat de meesten van ons kennen in de versie van Willie Nelson gaat ten onder aan ongetwijfeld goede bedoelingen. De stripped down begeleiding van piano, samen met een achtergrondkoortje blijkt niet genoeg om de ongeïnspireerde interpretatie te verhullen. Dat is over het geheel genomen het verdict over dit album. Het gaat ten onder aan goede bedoelingen, en de meeste nummers missen teveel om interessant te worden. ‘Begeisterung’ ontbreekt, of Gahan gaat ten onder in een kakofonie van onzin, zoals op ‘I held my baby last night’. hetgeen echt als een misdrijf jegens Elmore James dient te worden opgetekend. Slechts één goede vertolking, die van ‘the Dark end of the street’, gaat dit album niet redden. Wellicht wisten Gahan en de Soulsavers het ook wel diep van binnen en zijn ze op die manier aan de titel ‘Imposter’ gekomen (4/10) (Columbia Records)

Deel: