Op zondag 20 oktober stroomde het Parkstad Limburg theater helemaal vol. De meesten in het publiek waren rockliefhebbers met inmiddels meer dan 6 decennia ervaring in het decibel happen, en deze avond waren ze in grote getallen in congregatie bij elkaar gekomen om niets minder dan de inmiddels 51ste verjaardag te vieren van de Britse progressieve rockband Jethro Tull. Voorwaar een verrassing om deze hier in Heerlen in levende lijve op het podium te zien staan. Een uitverkocht huis was het voor dit optreden in het kader van de Ian Anderson -Jethro Tull 50th Anniversary Tour Europe.

Op het podium, achter de backline, stond een enorm groot scherm dat de volledige backdrop in beslag naam. Het scherm zou, naast Ian Anderson zelf, de eyecatcher van de avond gaan worden. In het intro naar de band toe werd het publiek bedolven onder een compilatie van oude beelden van Jethro Tull, gecombineerd met nifty aan elkaar geplakte historische beeldfragmenten. We zagen Robert Kennedy, Apollo 11, allerlei demonstraties, gelardeerd met fragmenten van tracks van de band. Waarschijnlijk om het publiek een idee te geven van hoe lang vijftig jaar eigenlijk is. Dat is best lang, een halve eeuw. Chapeau alvast daarvoor.

De band trapte het optreden af met ‘My Sunday Feeling’ van het album ‘This was’ uit 1968. Ian Anderson, inmiddels 72 jaar, liet blijken niets aan energie te hebben ingeboet. Met zijn dwarsfluit vloog hij over het podium en hij liet meteen blijken zijn instrument nog prima, op zijn eigen manier, te beheersen. Anderson is verre van een klassieke fluitist, maar heeft met Jetro Tull wel een podium gegeven aan dit prachtige instrument. Zijn snel en hard gespeelde flageolettonen in de zo kenmerkende riedeltjes en loopjes zijn nog steeds zonder problemen te spelen voor de man.

Achter Anderson een 4-koppige begeleidingsband, met daarin op toetsen John O’ Hara, en op bass David Goodier, de enigen van de band die zich eigenlijk daadwerkelijk een lid van Jetro Tull mogen noemen. Op gitaar de Duitse sessiegitarist Florian Ophale en op drums Scott Hammond, die ondanks een palmares waarop artiesten als Justin Hayward, Marc Almond, en Gilbert O’ Sullivan staan deze avond eigenlijk niet kon overtuigen. De band speelde adequaat, maar miste het vuur om de avond waarlijk te doen exploderen. Er werd vrij plichtmatig gespeeld, waarbij de jonge Hammond op drums meer volgde dan dat hij de bass was en het fundament neerlegde. Eigenlijk zagen we alleen Ian Anderson hard werken op het podium.

De setlist was echter om te smullen. De lekkerste stukjes uit 50 jaar Jethro Tull werden aan het publiek opgediend als hapklare brokken en geserveerd met mooie verhalen over vroeger en op het grote schermen verschenen oud bandleden en beroemde rockers om hun lof te uiten over Jethro Tull. Joe Bonamassa, Steve Harris van Iron Maiden en Slash kwamen op het grote scherm voorbij om Anderson een pluim te geven met de verjaardag van zijn band.

Het publiek, dat maar moeilijk zonder de dagelijkse beslommeringen met elkaar te bespreken naar het optreden kon luisteren begon, zoals te voorspellen was, mee te klappen toen Anderson de ‘Bourree in E mineur’ van J.S. Bach speelde. Voor de pauze kwamen ook nog het op het album ‘Aqualung’ prachtig klinkende ‘My God’ voorbij. Live werd dit toch een beproeving, vooral door het feit dat we helaas moeten vaststellen dat de stem van Ian Anderson als zangstem eigenlijk weg is. Hij moet alles forceren en is gewoonweg niet te verstaan als hij zingt. Een Pavarotti is hij nooit geweest, maar nieuw werk maken met Jethro Tull waarop Ian nog vocals gaat doen, lijkt onverstandig.

Als uitsmijter voor de pauze trakteerde de band de zaal op een gecomprimeerde versie van ‘Thick as A Brick’, het conceptuele epos van de band uit 1972, dat oorspronkelijk een heel album lang duurt. Ook hiervoor gold weer dat de band het nummer weliswaar adequaat heeft gearrangeerd maar dat deze live uitvoering bij lange na geen recht kan doen aan het origineel. En dat kan vooral toegeschreven worden aan het gebrek aan vuur dat met name door de jongste bandleden tentoongespreid werd. Er kwam geen zweetdruppel aan te pas, en dat is gewoon zonde.

Na de pauze werd afgetrapt met wederom een gecomprimeerde versie van dit keer ‘A passion play’ het meer psychedelische project uit 1973. toetsenist O’hara eiste hierbij de hoofdrol voor zich op met prachtig orgel en spinet spel. Uiteraard kwam ook ‘Too Old to Rock ‘n’ Roll, Too Young to Die’ voorbij, begeleid met prachtige projecties die bij tijd en wijle echt adembenemend mooi gemaakt waren en de show tot een hoger niveau wisten te tillen.

‘Songs from the Wood’, waarschijnlijk het hoogtepunt van de avond. De prachtige vocalen moesten echter wel van het grote scherm komen. Sowieso een van de beste stukken van Jethro Tull bleef het wonderbaarlijk mooi overeind, mede door de hulp van de digitale invulling, maar dat vermocht niet dat dit toch wellicht het meest indrukwekkende deel van de show werd.

Het concert werd afgesloten met ‘Aqualung’ dat gek genoeg altijd menigeen hoofd wordt toegeschreven aan Spinal Tap. Dat mag overigens als een compliment aan Jethro Tull worden gezien want de mannen van Tap zijn uitstekende muzikanten die in hun parodie over een rockband alleen maar de beste voorbeelden kozen. Uiteindelijk eist dan ook gitarist Florian Opahle zijn minute of fame op, en stapt hij letterlijk in de spotlight voor zijn solo. De man kan spelen.

Uiteraard kan als uitsmijter als encore ‘Locomotive Breath’ niet ontbreken. Vergezeld door beelden van stoomtreinen op het grote scherm denderde de Jethro Tull trein nog eens over de congregatie, verzameld in de Rabozaal heen. Ian stond nog eens een keer op een been, als een ooievaar, met zijn dwarsfluit. Het volk kreeg haar brood en spelen, en ging tevreden huiswaarts.

Deel: