De tweede dag van Bruis, zaterdag, was een taaie dag voor menig band. Het was broeierig warm en het publiek was moeilijk in beweging te krijgen. Dat lukte eigenlijk pas goed tijdens de twee laatste acts: Villagers en Sons.

Solomon

Aan het Maastrichtse Solomon de eer om de festivaldag af te trappen. Er was opmerkelijk veel (thuis)publiek aanwezig voor de degelijke set van de jonge band. Deze steunde voor een groot deel op de kenmerkende warme, dragende stem, met rauw randje, van zanger Koen de Witte. Om overigens absoluut niet tekort te doen aan een degelijke ritmesectie, gitarist en tweede stem. Het geheel leidde tot puike indie; pakkende songs met een on-Nederlandse allure. Nog lekker ongepolijst, en laten we hopen dat dat zo blijft. De nummers varieerden van melancholiek tot puntig met steeds een mooie, gestage, opbouw. Soms waren de songs nog een beetje te eenzijdig en hadden ze nog een schaafbeurtje nodig, maar al met al leverde Solomon hier een mooi visitekaartje af. Of zoals Koen zelf al zong: ”I’ll be back one day.”

Evil Empire Orchestra

Op het warmst van de dag was het de beurt aan de achtkoppige Belgische formatie Evil Empire Orchestra. Ze creëerden met hun eigenzinnige stijlen-mix van funk, psychedelica, jazz, pop, vuile soul en wat al niet meer een zomerse cocktail die met genoegen werd gedronken door het publiek, dat al snel in de gaten kreeg dat hier een warme verrassing op het podium stond. Een strakke drum en bas, drie blazers, synth, gitaar, alles was prachtig op elkaar ingespeeld en bood ook ruimte voor solo’s van o.a. saxofoon. De muziekvreugde droop er vanaf, evenals het vakmanschap. Eenieder is opgegroeid in verschillende bands en brengt zijn eigen ik in , waardoor Evil Empire Orchestra een zo eigen, organische sound heeft gecreëerd, vastgezet op twee albums. Maar live brengt een grote meerwaarde boven de albums. En dat is met name de verdienste van frontvrouwe Kimberly Dhondt. Opgegroeid in Hooverphonic stal ze nu de show in Maastricht. Gebruik makend van het hele podium bezwoer ze het publiek met haar zowel introverte als extraverte danspasjes, haar mimiek en haar contact met het publiek. Haar persoonlijkheid, open en een tikje prettig mysterieus, straalde van het podium als ze haar zelf geschreven teksten overbracht. En je geloofde haar, meteen. Zeker als ze soms ook het uiterste puntje van het podium opzocht om maar zo dicht mogelijk bij ‘haar’ publiek te zijn. De interactie was heel mooi om te zien. Zo mooi dat je soms vergat naar de rest van de band te kijken, die ook zichtbaar plezier uitstraalde. Waar de band in de Muziekgieterij nog een intieme set neerzette, was dit een meer uitbundige show, prima passend op dit festival.

Annabel Allum

Ook Annabel Allum probeerde het publiek mee te krijgen, maar had daar zichtbaar meer moeite mee met haar stevige, puntige garage-indierock. Haar driemansband speelde strak en bracht de nummers met verve. De rauwe stem van Annabel deed meteen denken aan PJ Harvey of Angel Olsen. Dat beeld stond in schril contrast met haar uiterlijk. Gestoken in een soort padvinders tenue, gedrongen met ronde bril leken beeld en geluid soms niet met elkaar in harmonie. Ze zeilde met haar stem langs gebroken relaties, foute attitudes en hartzeer; tevens oproepend voor meer verstandhouding in deze wereld waarin we de ogen niet moeten sluiten voor alle wat (nog) niet goed gaat.

De bassist en met name de drumster legden een strakke basis voor het heftige gitaarspel van Annabel. Ze had met haar rebelse, coole, maar ook charismatische uitstraling het publiek mee. Zingend, grommend, diep of hoog, haar stem liet aan emotie geen twijfel mogelijk.

Helaas zakte de set in het middendeel wat in door het gebrek aan variaties tussen de nummers en het simpele feit dat niet elk nummer even sterk was. Dit werd naar het einde toe helemaal recht getrokken, toen Annabel steeds enthousiaster werd, communiceerde met het publiek er er de prachtige afsluiter ‘Emily’ uitperste, waarin ze nog éénmaal smachtte, kreunde en zich helemaal liet gaan naar een prachtig emotioneel hoogtepunt.

Habitants

Van een heel ander inhoudelijk kaliber was het optreden van Habitants, de jonge band uit Nijmegen, opgebouwd rond oud- Gathering leden; met een goed ontvangen debuutalbum ‘One Self’in the pocket. De zon was intussen onder gegaan achter de nu al iconische groene gashouder en de broeierige warmte was vertrokken. Omstandigheden waarin de muziek van Habitants goed zou moeten gedijen. En dat deed het ook, mits je je er volledig aan overgaf.

Habitants creëerde een eigen wereldje van duisternis, mystieke gevoelens, en misschien zelfs sprookjes. Niemand weet het , iedereen mag het zelf invullen; puur gevoel. En bij een totale overgave voelt het heerlijk om je erin onder te dompelen. Dat is meteen ook het gevaar: lukt dat ? Op een festival lukt dat meestal slechts deels. Een deel van het publiek staat er voor open, een ander deel kan het alleen van een afstand bekijken. Maar zelfs in het laatste geval kun je bepalen of het optreden sterk is. En we antwoorden volmondig met ‘ja’.

De mystieke sfeer werd meteen gecreëerd door de eerst twee nummers in bijna volledige duisternis te spelen, slechts belicht door vijf iele lampjes op het podium, daarna aangevuld met mysterieuze blauwe lichtstralen. De lang uitgesponnen zang van Anne van den Hoogen, gedrenkt in galm en echo gedijde meteen goed in het moeras van gitaarsounds, voortgebracht door drie (!) gitaristen en een hele batterij effectpedalen, recht getrokken door een strakke bas en drum.

Pas in het derde nummer werd de belichting sterker en was de band ook echt zichtbaar, om meteen ook meer poppy door te pakken met meer uptempo songs. Zo zou het ook blijven: de meeste nummers in de betere shoegaze-traditie, lang uitgesponnen donkere sprookjeswerelden met hoge engelenzang, en soms een toegankelijk nummer die ook op de radio niet zou misstaan. Feitelijk zagen we hier een band die een enorme aanwinst is voor het shoegaze landschap van donkere luchten boven uitgestrekte desolate landschappen, die we in Nederland niet kennen. Gevaar van deze muziek is de grote kans op eenvormigheid. Dat zou bij Habitants ook kunnen gebeuren, maar dan ligt het meer aan de luisteraar dan aan henzelf. Zij leveren vakkundige en uitstekende shoegaze. Het is aan jou om je open te stellen en je onder te dompelen in de wereld van Habitants en daarin de melancholie en melodie en vinden en te ondergaan.

Sons

Onverwacht waren niet de ervaren Villagers als hoofdact gepland, maar de jonge honden van Sons. En het in zeer grote getalen opgekomen publiek begreep al snel waarom. Nee, Villagers zette een puike set neer en kreeg het publiek al goed mee, maar wat daarna bij Sons gebeurde…

“Soms heb je een concert waarvan je later kunt zeggen: En ik was erbij. En dit zou er wel eens zo één kunnen worden’. De aankondiging van de festivalspeaker zette meteen de toon. Evenals de tekst in het programmaboekje: “Niet voor mietjes…” En het werd inderdaad een concert waar je bij moest zijn geweest.

De opmaat werd geraffineerd gekozen door de luid uit de speakers galmende Italiaanse retrosong ‘Volare Cantare (Oh Oh Oh)’. Meteen meegezongen door de fans die wisten hoe groot het contrast zou worden dat nu zou gaan komen: drummer Thomas Pultyn die de song ruw afbak, beukte tot in je middenrif en dit het volgende uur moeiteloos ging volhouden. Zo werd de eerste smakelijk en pittige song ‘Family dinner’ opgediend, titelsong van het debuuralbum.

Hoe ‘rock ’n roll’ de aankondiging van het tweede nummer door zanger/gitarist Robin Borghgraef: “Goedenavond Bruis, wij zijn Sons, één, twee, drie”… om vervolgens ‘Wanted dead’ het publiek in te werpen. Ramones 2.0? We hebben het niet geklokt, maar waarschijnlijk geen enkel nummer zou de drie minuten grens hebben gehaald. Binnen die tijd was elke song één brok energie van vuile gitaarpunk van de bovenste plank. Het kon niet anders dan dat het publiek dit zou oppikken in een gigantische moshpit die uitdijde na elk volgende nummer. Eerst nog de jonge mannen, maar later ook de ouder generatie en mening energiebommetje van het vrouwelijke geslacht. De winnaars van ‘De Nieuwe Lichting 2018’ vuurden toepasselijk ‘I need a gun’ af en ‘Naughty’ en natuurlijk ‘Keep on going’. Dat begreep het publiek prima en voerde het ook meteen uit. De vette gitaarrifs, hooks en meezingteksten deden een grote stofwolk opstijgen, veroorzaakt door een menigte die rijen dik helemaal uit hun dak ging. Arm, pas ingezaaid gras. Maar eigen schuld: moet je Sons maar niet programmeren als hoofdact. Het was inderdaad een concert waarvan je, vandaag al, kunt zeggen: “En ik was erbij”.

Na twee dagen Bruis kun je alleen maar concluderen dat hier een sprankelende cocktail werd opgediend die smaakte naar meer; met een goede line-up op een prachtige, nieuwe locatie. Proost en tot volgend jaar, Bruis!

Foto’s (c) Anita Martin

Deel: