Er is iets, maar ik weet niet wat. Het is anders dan anders. Mijn handen ruiken naar benzine. Wat op zich niet zo vreemd zou zijn, had ik een auto gehad en keerde ik zojuist terug van ‘t naftstation. Om de hoek is een Gulf-pomp, waar ik regelmatig kom om sigaretten, en soms wijn, te kopen. De sigaretten zijn altijd prima, de wijn is meestal van bedenkelijke kwaliteit. Maar dat weerhoudt mij er niet van om ze toch te kopen. De wijn. Ik kan smakelijk lachen om de zogenaamde wijnkenners. Mensen die er prat op gaan een wijn blindelings te kunnen classificeren, en als het even meezit de juiste naam er aan vast te plakken. Foert. Wijnkennen is eenvoudig en het werkt als volgt.

Ten eerste gaat het alleen om uzelf (en niet om uw buurman, welke een dergelijke eikel is). Dat is les één, die u gratis van mij krijgt. Hij lijkt niet belangrijk en ik ken u niet, dus misschien is dat ook wel zo. Misschien hecht u juist veel waarde aan het welvaren en de kennis van uw buren, in dat geval… ach. Ten eerste, dus, u drinkt de wijn, dus het gaat om u. Als iedereen in de groene stront van een ziek paard hapt en het uit briest van zintuiglijke genoegens, dan hoeft u dat niet ook te doen. Het happen, prima, maar dan. Niet doen, dus. Ten eerste, voor de laatste keer, het gaat om ú. Met dat gegeven, gaat u naar de tweede, en belangrijkste les die ik u gratis geef. Ten tweede, hier dan. Een goede wijn smaakt meteen heerlijk bij de eerste slok (op dranknuchtere maag). Een wijn die een tweede proeving nodig heeft, vooraleer ze door u ‘smakelijk’ bevonden wordt, is eveneens een goede wijn. Zij het dat ze wat meer tijd nodig heeft u te behagen. En zo gaat dat verder. Hoe meer u drinkt, van welke slechte wijn dan ook, op een gegeven slok (na een gegeven aantal glazen) smaakt hij prima en verlangt u naar meer. Hoe langer dat moment op zich laat wachten, hoe slechter de wijn. Zo is het, en niet anders. Maar mij interesseert dat niet. Niets interesseert mij meer. Het is dat mijn eigen portie wijn royaal wordt vergoed door maxazine.nl, anders had ik alles ze eens goed de waarheid verteld. Of niet, want de waarheid is niets meer dan woorden die in een andere volgorde staan dan die van de leugen. Dat de waarheid deze leugens achterhaalt is, zoals u weet, een zoethoudertje. Misschien is het zelfs wel waar, maar meestal komt deze waarheid pas aan het licht als het te laat is, en de toegelogene er niets meer mee kan doen. Niemand is eerlijk. Niet altijd. Bijna nooit. En mijn handen ruiken nog steeds naar benzine. Maar een auto heb ik niet en bij het naftstation heb ik twee dagen geleden mijn sigaretten al gekocht. Wijn niet meer, die drink ik bij High Rolls. De vraag, die ik mijzelf thans hardop stel, blijft dan ook: “Waarom ruiken mijn handen naar naft?”

Dat het me niet veel uitmaakt. De tijd is verschoven en het is lichter dan gisterenavond om dezelfde tijd. Licht. God’s eerste creatie. Voordat er licht was, was er geen donker. Omdat het slechts donker kan zijn, als er ook licht is. Knappe prestatie, als ik er over nadenk. God creeërde, door het maken van één entiteit, er twee. Geloof in goed en kwaad. De regen en de zon en het waarom, en waarom niet.

Mijn avondeten komt vandaag uit een blikje. De helft is mij meer dan genoeg. De andere helft kiep ik in de vuilbak. Kijkt u maar. Kiep.

Op straat hoor ik muziek. Het is nog steeds licht en ik verdenk straatmuzikanten ervan het tartende lawaai te maken. Ik heb geen ongelijk. Een groep klootzakken is hersenloos op Afrikaanse trommels aan het hengsten en verspert mij mijn toch al moeizame gang naar High Rolls. De halve cirkel mensen die er omheen staat klapt spastisch mee. Vermaak voor de achterlijken. Let op, zometeen komen ze met een versleten vilten hoed, of ongewassen hand, vragen om een aalmoes. Een beloning. Een beloning voor geluidsvervuiling! De omgekeerde wereld. Beter zouden ze mij hun opbrengsten van de dag ervoor afstaan voor geleden schade. Maar nee, zo staat daar al een doerak met bezweet voorhoofd en natte oksels met een rammelende emmer voor mij. Ik sla hem slechts kortstondig gade en vervolg mijn weg. Die is, met een kapotte knie, meest veeleisend.

In High Rolls is het vanavond geen drukte van belang. Iets wat ik bijzonder aangenaam vind. Charles knikt vriendelijk beleefd, maar niet te amicaal en groet mij met “Goedenavond, heer.” Ik forceer hetzelfde en neem plaats achter het tafeltje in de hoek, waar, zo denk ik, Charles de kaarsen vanaf heeft gehaald. Het valt me nu pas op. Er speelt geen muziek. De radio staat aan, en een onverstaanbaar gemompel kruipt de luidsprekers uit. Het heeft iets weg van een voetbalwedstrijd die verslagen wordt. Dat zal het dan wel zijn. Het duurt maar eventjes, want zodra Charles voor mij een van zijn fijne glaasjes Muscadet inschenkt, en terug loopt naar achter de toog, vloeit er even later de muziek van Vopli Vidoplyasova mij de oren in. Dat is toch maar een traktatie, zeg! Het album waarop hij – meer dan meesterlijk, mag ik wel zeggen – Tombe La Neige van Adamo interpreteert is een onmisbaar artefact. Hoe Charles dat weet, maar vooral hoe hij er aan komt, is mij een raadsel. Echter, met mijzelf zulke zaken afvragen, is iets waar ik precies twaalf jaar geleden mee ben opgehouden. Ik kap mijn Muscadet naar binnen, sluit mijn ogen voor een tijdje en laat mijn sigaret mijn vingers branden. Als ik opschrik, hoor ik dat Charles de voetbalwedstrijd weer heeft aangezet. Er ligt een laag roet van stof en verbrande haartjes op mijn hand. Zeer doet het niet, en hij ruikt niet meer naar benzine.

Ik wrijf mijn hand schoon en zie dat er inmiddels drie klanten aan de toog zitten. Zij eten pinda’s en praten luid. Zij volgen de wedstrijd. Charles maakt een handgebaar naar mij, waaruit ik opmaak dat deze wedstrijd nog vijf minuten zal duren.

Ik doe een plas op het toilet, was mijn handen en vervloek alle voetbal. “In de meest zwarte wateren, zonder schommels van de geest, dat alles mag verdwijnen!” Het galmt een beetje en ik ga dan maar terug naar mijn tafel. Daar staat een vol glaasje. Aan de toog zit niemand meer en Charles zet, alsof ik erom had gevraagd, The Yellow Shark Rehearsals op. Mijn hand ruikt naar zeep.

Berthold Sleuth, met kennis van muziek.

Deel: