Op donderdag 13 november bezochten The Waterboys sinds lang weer eens de Muziekgieterij in de Limburgse hoofdstad. De band heeft een grote schare fans in Nederland die voornamelijk naar Maastricht waren gekomen om de hits van in hun eigen jeugd nog ‘ns live te horen.
Het samenstellen van een setlist moet lastig zijn voor bands waarvan de hoogtijdagen allang voorbij zijn. In het geval van de Waterboys omvatte die glorietijd een reeks releases in de jaren 80, met als hoogtepunt ‘This Is the Sea’ (1985). Ondanks een pauze tussen 1994 en 2000 hebben de Waterboys consistent platen uitgebracht, met een steeds wisselende line-up. De band bracht eerder dit jaar het album ‘Life, Death and Dennis Hopper’ uit, een conceptalbum gebaseerd op het kleurrijke en controversiële leven van de gelijknamige acteur. Maar hoe verwerkt een band, wiens publiek speciaal voor ‘This Is the Sea’ -materiaal komt, het nieuwe materiaal in een concert?
Door een setlist van 23 nummers samen te stellen en tweeënhalf uur te spelen natuurlijk. Toen de groep op een, voor november erg zachte, donderdagavond het podium betrad, bleek alleen de belangrijkste songwriter, gitarist en zanger, Mike Scott, overgebleven van de eens zo gevierde Schotse band uit de jaren 80. De vier muzikanten die Scott begeleidden, waren James Hallawell en Brother Paul Brown (beiden keyboards), Aongus Ralston (bas) en Eamon Ferris (drums), geen van allen originele leden.
In een westernshirt en met cowboyhoed opende Scott de show met ‘Glastonbury Song’, een prachtig nummer met gevarieerde gitaarsolo’s en heldere keyboardmelodieën. Daarna volgde het direct herkenbare ‘How Long Will I Love You’ , dat veel vocale steun kreeg van het publiek in Maastricht. De 66 jaar oude Scott zag er nog steeds uit als een rockster, en verborg zich de hele voorstelling achter een zonnebril. Zijn karakteristieke stem klonk nog steeds zoals in de jaren 80 en hij speelde een energieke show.
Het concert was verdeeld in drie afzonderlijke delen. In het eerste en laatste deel speelden Scott en zijn team oude favorieten, terwijl het materiaal van ‘Dennis Hopper’ werd teruggebracht tot elf nummers halverwege de show. Een schoolvoorbeeld van de sandwich techniek die voelde als de beste manier om iedereen tevreden te stellen. Scott praatte de nummers vanaf het begin op vermakelijke wijze aaneen en reeg anekdotes en jeugd herinneringen over bijvoorbeeld een Dan Armstrong plexiglass guitar op makkelijke manier aan elkaar.
Gedurende het concert werd duidelijk dat Scott geflankeerd werd door twee zeer bekwame en vermakelijke bandleden. Hammond-organist/achtergrondzanger Brother Paul Brown zorgde met zijn interactie met toetsenist James Hallawell voor veel vuurwerk. Ze flankeerden Scott aan beide kanten, speelden tegen elkaar en renden soms over het podium om een instrument te delen. Halverwege het concert haalde Brown een gigantische witte keytar tevoorschijn. Hij greep zijn kans om midden op het podium te swingen en helemaal uit zijn dak te gaan. Hallawell bespeelde tegelijkertijd zijn keyboard met een stalen gezicht en een enorme virtuositeit.
Na de eerste set te hebben afgesloten met het uitstekende ‘This is the Sea’ legde Scott uit dat de band nummers van het nieuwe album zou spelen. Het begon met een video van Steve Earle die ‘Kansas’ zong, waarna de band verderging met ‘Live in the Moment, Baby’. De nummers werden ondersteund door beelden uit Hoppers leven en Scott nam alle tijd om verhalen over de acteur te vertellen.
De laatste set ging van een leien dakje toen Scott oude favorieten als ‘Don’t Bang the Drum’ en ‘Girl called Johnny’ ten gehore bracht , om vervolgens af te sluiten met een zinderende versie van ‘The Pan Within’. De band keerde terug voor een encore met ‘The Whole of the Moon’, misschien wel het bekendste nummer van de Waterboys. Met een prachtige uitvoering van ‘Purple Rain’ (Prince cover) werd iedereen tevreden naar huis gestuurd.
Foto (c) Christophe Dehousse

