Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
Ab-Soul – Soul Burger
De TDE-rapper keert terug met een emotioneel geladen mixtape opgedragen aan zijn overleden vriend DoeBurger, die in 2021 overleed. Op ‘Soul Burger’ vermengt Ab-Soul zijn kenmerkende introspectieve lyriek met opvallend upbeat productie, een bewuste keuze om DoeBurgers wens voor dansbare muziek te eren. De openingstrack ‘9 Mile’ zet meteen de toon met een sample van Soul II Soul, terwijl Ab-Soul worstelt met identiteit en existentiële vragen. Tracks als ‘Squeeze 1st 2’ en ‘Crazier’ met JID behoren tot de sterkste momenten, waarbij Ab-Soul’s complexe woordspelingen en metaforen tot leven komen over hypnotiserende jazz-geïnspireerde beats. Alex Reade’s backing vocals van DoeBurger dienen als een constante herinnering aan de vriend die Ab-Soul inspireerde dit album te maken. Helaas voelt het album ongelijk met fillers als ‘Go Pro’ en ‘Saudi Sweats’ die de flow verstoren. Tracks als ‘Peace’ met Lupe Fiasco bieden wel genuanceerde reflecties op verlies en veerkracht. ‘Soul Burger’ is geen gemakkelijke luister ervaring maar bewijst dat Ab-Soul nog altijd een van de meest technische en authentieke stemmen binnen TDE is, zij het met ruimte voor verbetering in consistentie. (Elodie Renard) (7/10) (TDE)

Primal Scream – Come Ahead
Na acht jaar stilte keren Bobby Gillespie en Andrew Innes terug met een album dat persoonlijk en politiek is. Geproduceerd door David Holmes combineert ‘Come Ahead’ disco, funk, gospel en elektronische elementen tot een weelderig maar ongelijk geheel. De opener ‘Ready To Go Home’, geschreven voor Gillespies vader, opent met een gospelkoor voordat het transformeert in rollerdisco-funk met Shaft-achtige coolness. ‘Love Insurrection’ is het hoogtepunt, een Curtis Mayfield-geïnspireerde groove met strijkers en fluiten die de beste momenten van Screamadelica oproept. ‘The Centre Cannot Hold’ is een gedreven rager die een verloren kapitalistische hel tot rechten probeert te brengen met pompende beats. Het album lijdt echter onder ongelijke pacing met plodders als ‘Melancholy Man’ en het doelloos dwalen van ‘False Flags’, ondanks oprechte eerbetonen aan arbeidsklasse-slachtoffers van oorlog. Andrew Innes’ David Gilmour-achtige gitaarwerk en de House Gospel Choir tillen zwakkere tracks op, terwijl Holmes’ productie de balance vindt tussen Primal Screams vintage instincten en moderne helderheid. Hoewel niet zonder tekortkomingen, toont ‘Come Ahead’ een band die weigert stil te staan, met voldoende hoogtepunten om het een waardevolle toevoeging aan hun erfgoed te maken. (Anton Dupont) (7/10) (BMG)

Make Them Suffer – Make Them Suffer
De Australische metalcore-groep levert met hun zelfgetitelde vijfde album hun meest gepolijste en volwassen werk tot nu toe. Na lineup-veranderingen en de toevoeging van toetsenist en zangeres Alex Reade in 2022 heeft Make Them Suffer een nieuw hoofdstuk bereikt. Het album opent met het sfeervolle intro ‘The Warning’ met engelachtige koren voordat ‘Weaponized’ direct een stomp in je maag geeft met krachtige riffs en Sean Harmanis’ woeste growls. Reade blijkt de ontbrekende puzzelstuk, haar cleane vocalen contrasteren perfect met Harmanis’ intensiteit op tracks als ‘Doomswitch’ en ‘Oscillator’. De productie van Jeff Dunne brengt diepte en dynamiek die eerdere releases misten. ‘Mana God’ is mogelijk het zwaarste nummer, terwijl ‘Epitaph’ het beste van Make Them Suffer door de jaren heen samenbrengt met atmosferische synthesizers en krachtige vocalen. De toevoeging van elektronische elementen en een keytar geeft het geluid een moderne edge zonder de metalcore-basis te verliezen. De enige kritiek is de repetitieve songstructuur waarbij zware verzen, melodische refreinen en breakdowns elkaar voorspelbaar opvolgen. Desondanks bewijst ‘Make Them Suffer’ dat de band op het hoogtepunt van hun kunnen zit en een onmisbare kracht is in de metalcore-scene. (Norman van den Wildenberg) (8/10) (SharpTone Records)

Our Girl – The Good Kind
Zes jaar na hun debuut ‘Stranger Today’ keert het Londense trio terug met een album dat kwetsbaarheid, verzet en vreugde met zorgvuldige hand verkent. Geproduceerd door John Parish, Fern Ford en Soph Nathan zelf, behandelt ‘The Good Kind’ thema’s als seksualiteit, ziekte en relaties met intieme eerlijkheid. Opener ‘It’ll Be Fine’ begint zacht met delicate strijkers, maar ‘What You Told Me’ laat al snel de shoegaze-invloeden horen met zwevende gitaren en Joshua Tylers gedegen baslijnen. Het titeltrack toont Lauren Wilsons drumtalent terwijl Nathan hartverscheurende herinneringen bezingt. Hoogtepunt ‘Something About Me Being A Woman’ is Nathans antwoord op misogynie, beginnend kalm maar exploderend in frustratie. ‘Relief’ voegt opgewekte shoegaze-elementen toe met bijdragen van Marika Hackman op backing vocals, terwijl ‘Something Exciting’ de belofte van de titel waarmaakt als energieke rocker. Het album voelt volwassener dan het debuut, minder introspectief starend maar met warme wandelingen op late lenteavonden. Afsluiter ‘Absences’ brengt tederheid en kwetsbaarheid terug met Nathans intieme stem over angsten en afwezigheden. Hoewel sommige latere tracks minder onmiddellijk aanvoelen en het album licht front-loaded is, heeft Our Girl een charmant en gedurfd album gecreëerd dat zowel toegankelijk als onvoorspelbaar is. (William Brown) (8/10) (Bella Union)

Hetty Kate – Jazz in Four Seasons: Spring Vol. 1
Kwestie van timing: terwijl de winter nadert een album uitbrengen dat geïnspireerd is op de lente. Of dat marketing-technisch handig is, laten we maar in het midden. ‘Jazz in Four Seasons: Spring Vol. 1’ is het eerste deel van een ambitieus vierluik. Zangeres Hetty Kate, een geboren Engelse die tegenwoordig in Parijs woont, nam het op in Praag met lokale talenten waarbij ze de sfeer van de lente probeert te vangen in muziek: die moest licht en fris zijn, passend bij een ontwakende wereld. De keuze van repertoire viel daarbij deels op standards van ondermeer Ellington (‘I Like The Sunrise’) en Brubeck (‘Strange Meadowlark’). In de opening ‘Soon It’s Gonna Rain’ horen we eerst Kate’s stem eerst solo: helder, elegant in de traditie van klassieke jazzvocalisten, met een onberispelijke techniek. In een stuk als ‘Inchworm’ horen we goed wat Kate in huis heeft: een geweldig bereik waarbij noten spatzuiver worden neergezet. Spatzuiver en super clean. Die stijl trekt ze consequent door in de volgende tracks. Daardoor blijft het allemaal wel wat klinisch en wordt dit eerste seizoen toch een standaard vocal-jazzplaat zonder echte uitschieters. Het is allemaal heel verfijnd en ingetogen, maar halverwege het album moet de conclusie toch zijn dat er iets ontbreekt. De lente is een energiek seizoen waarin de natuur ontluikt, losbarst bijna. Dat hadden we graag gehoord op ‘Jazz in Four Seasons: Spring Vol. 1.’ Desondanks zijn we benieuwd naar de volgende seizoenen. Maar we hopen in de herfst toch op een iets meer onstuimig geluid. (Jeroen Mulder) (7/10) (Lisez L’Etiquette Records)

