Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
The Pretenders – Kick ‘Em Where It Hurts!
Na meer dan vier decennia aan de top van de rockwereld laat Chrissie Hynde met The Pretenders zien dat ervaring en speelsheid hand in hand kunnen gaan. “Kick ‘Em Where It Hurts!” is een live album opgenomen tijdens de band’s 2024 theater tour, en het resultaat is een intieme momentopname van een band die nog steeds hongerig is naar muzikale verbinding. De keuze voor theaters in plaats van arena’s blijkt gouden greep. Hynde verklaarde in 2024: ‘Clubs and theatres are better venues for the audience and for the band’, en die filosofie straalt door in elke track. De 17 nummers tellende verzameling balanceert moeiteloos tussen klassieke hits en diepere cuts uit de rijke catalogus van de band. Het opvallendste aan deze live-registratie is hoe fris bekende nummers als ‘Talk of the Town’ en ‘Back on the Chain Gang’ nog altijd klinken. Hynde’s stem heeft nog steeds die karakteristieke mix van kwetsbaarheid en kracht die The Pretenders zo onderscheidend maakte. De backing band, met name gitarist James Walbourne, levert strak spel dat de songs ondersteunt zonder ze te overschaduwen.
De albumhoogtepunten liggen in de lesser-known tracks. ‘The Losing’ uit 2002 krijgt nieuwe urgentie in de live-setting, terwijl ‘Private Life’ van het debuutalbum bewijst waarom The Pretenders zo invloedrijk waren voor de new wave beweging. ‘Biker’ uit 1999 toont Hynde’s vermogen om verhalen te vertellen die zowel persoonlijk als universeel zijn. Een kleine kritische noot: sommige nummers voelen wat afgesleten aan door de jaren heen. De energie level fluctueert soms, wat inherent is aan live-registraties maar wel opvalt bij herhaald luisteren. Ook had een iets meer gebalanceerde setlist, minder hits, meer rariteiten, het album nog interessanter kunnen maken voor de echte fans. ‘Kick ‘Em Where It Hurts!’ is geen revolutionair album, maar wel een hartverwarmende herinnering aan waarom The Pretenders zo’n heldenstatus hebben. Het is een album dat bewijst dat authenticiteit en vakmanschap tijdloos zijn. Voor fans is het een must-have; voor nieuwkomers een uitstekende introductie tot een van rock’s grootste bands. (Jan Vranken) (7/10) (Chrissy Hynde)
Tropical Fuck Storm – Fairyland Codex
Tropical Fuck Storm’s vierde album is een sonische wervelstorm die maatschappelijke ineenstorting documenteert met chaotische precisie. De Australische experimentalisten, ontstaan uit The Drones, hebben op Fire Records een album gecreëerd dat voelt als een audio-documentaire over civilisatie in verval.’Irukandji Syndrome’ opent explosief: een verhaal over zeevaart dat overgaat in een ontmoeting met een waarschuwende reuzen-zeekwal. Gareth Liddiard’s vocalen wisselen tussen fluistering en geschreeuw, ondersteund door Fiona Kitschin’s kinetische bas. ‘Goon Show’, de toegankelijkste single, toont hoe experimentele rock melodisch kan blijven zonder intensiteit te verliezen. Het acht minuten durende titeltrack markeert het hoogtepunt: van akoestische introspectie naar explosieve climax, met ‘A village in hell is waiting for you’ als profetische rode draad. Muzikaal springen ze moeiteloos tussen genres – ‘Bloodsport’ klinkt als surf rock via David Lynch. Kritiek: het album voelt super-gecomprimeerd met hamerende druk die nauwelijks loslaat. Meer ademruimte had de emotionele catharsis meer impact gegeven. Een freak show met serieus hart dat vraagt of muziek ertoe doet in crisistijden, en dat beantwoordt de band dan met een donderend ‘ja’. (Anton Dupont) (8/10) (Fire Records )
Joshua Redman – Words Fall Short
Joshua Redman’s tweede Blue Note album introduceert zijn nieuwe kwartet met pianist Paul Cornish, bassist Philip Norris en drummer Nazir Ebo. Na dertig jaar bewijst de saxofonist dat vernieuwing en traditie uitstekend samengaan. ‘A Message to Unsend’ opent met delicate, classical-geïnfluenceerde essentie die Redman’s compositorische rijpheid toont. Het ontvouwt zich meditatief in complexe 7/8 en 7/4 maatsoorten, maar de band maakt het natuurlijk voelen. Het absolute hoogtepunt is ‘So It Goes’ met gastoptreden van Melissa Aldana. Hun saxofoon-dialoog toont jazz op zijn best: individuele excellentie die samenvloeit tot iets groters. ‘Icarus’ met trompettist Skylar Tang bewijst Redman’s oog voor jong talent – zij had de muziek in één nacht uit het hoofd geleerd. Het titelnummer en ballad ‘Borrowed Eyes’ hebben dat typische ‘zweefend door de wolken’ gevoel van de beste mainstream jazz: toegankelijk maar nooit oppervlakkig. Het nieuwe kwartet brengt frisse energie terwijl Redman zijn visie helder communiceert. Het album speelt echter soms te veilig. Meer risico’s, zoals in zijn vorige werk ‘where are we’, hadden het een modernere edge gegeven. Een volwassen, verfijnd album dat bewijst waarom Redman een van de belangrijkste saxofonisten van zijn generatie is. ( Jan Vranken) (8/10) (Blue Note Records)
Benson Boone – American Heart
Benson Boone’s tweede album werd geschreven in slechts 17 dagen, en die haast is helaas merkbaar. Na monsterhit ‘Beautiful Things’ staat hij voor de uitdaging te bewijzen dat hij meer is dan een eendagsvlieg, maar ‘American Heart’ faalt in het creëren van een overtuigende muzikale identiteit. Het album opent sterk met ‘Sorry I’m Here for Someone Else’, een stadionrock anthem dat Boone’s vocale bereik benut. ‘Mr Electric Blue’ combineert ELO-nostalgie met een oprechte eerbetoon aan zijn vader, terwijl ‘Momma Song’ kwetsbaarheid toont – hoewel ondermijnd door overdreven productie. Het probleem ligt niet bij Boone’s indrukwekkende stem, maar bij songwriting die effect verkiest boven substantie. ‘Mystical Magical’ is te klef en onovertuigend, ‘Man in Me’ gebruikt te veel pop-trucs. Waar ‘Beautiful Things’ rauwe emotie had, voelt dit album gefilterd door focus groups. De steriele productie en geforceerde patriottische thematiek passen niet bij een artiest nog zoekende naar zijn eigen stem. De 30 minuten speeltijd suggereert dat kwaliteit werd opgeofferd voor snelheid. Een album dat Boone’s talent toont maar niet de artistieke rijpheid om het optimaal te benutten. Fans van zijn hit zullen teleurgesteld zijn; anderen kunnen beter wachten op album drie. ( William Brown ) (4/10) (Night Street/Warner Records)
Mason Jennings – Magnifier
Mason Jennings keert terug met zijn 20ste studioalbum, opgenomen solo in zijn huisje aan het meer in Minnesota met alleen zang, akoestische gitaar, piano, bassdrum en snare. Deze terugkeer naar de essentie toont Jennings op zijn meest minimale en eerlijke punt. ‘Castles’ opent als tribute aan verbeeldingswerelden die kinderen creëren om moeilijkheden te overleven. Fingerpicking gitaar en zachte piano creëren de intieme ruimte waarin Jennings excel. ‘Joy in the Face of It All’, het eerst geschreven nummer, functioneert als statement over de huidige wereldtoestand – een ode aan democratie en liefde zonder prekendetoneren.
‘Don’t Change’ is een tender liefdeslied voor zijn vrouw en driejarige zoon, een meditatie over het vasthouden van het belangrijke. Het donkerste moment komt met ‘Blood Red Sun’, waar zijn liefde voor heavy metal en westerns samenvloeit in een verhaal over een vluchteling – spanning gecreëerd door suggestie in plaats van expliciet. Jennings’ filosofie straalt door elk nummer: ‘Een song is als een boot op het water. Je probeert het te laten drijven met zo min mogelijk onderdelen.’ Een klein meesterwerk dat bewijst dat minimalisme in de juiste handen krachtiger is dan welke productietruc ook. Voor liefhebbers van authentieke folk is dit essentieel luistermateriaal. ( Anton Dupont) (8/10) (Loosegroove Records)