Het is een wonderlijke paradox: hoe beter een pianist Mozart speelt, hoe verder ze soms van de essentie van zijn muziek afdwaalt. Angela Hewitt’s nieuwste album, waarmee ze haar driedelige Mozart-cyclus voltooit, illustreert dit dilemma pijnlijk helder. Hier treffen we technische perfectie die zo gepolijst is dat het bijna steriel wordt – precies wat Mozart’s natuurlijke elegantie niet verdraagt.
Laten we eerlijk zijn: nog een Mozart-interpretatie in 2025 voelt als het zoveelste boek over hoe je moet ademen. Met Mozart’s 270ste verjaardag in het verschiet kunnen we ons opmaken voor een lawine aan herdenkingsuitgaven, elk bewerend iets ‘nieuws’ te brengen aan repertoire dat zo grondig is doorgeploegd dat elke vierkante centimeter al is onderzocht, geanalyseerd en herinterpreteerd. Het Mozart-oeuvre is inmiddels zo kapotgespeeld dat het risico loopt zijn spontaniteit kwijt te raken onder het gewicht van al die perfecte uitvoeringen.
Hewitt staat natuurlijk bekend om haar kristalheldere articulatie en onberispelijke techniek, kwaliteiten die haar Bach-cyclus tot een mijlpaal maakten. Maar waar Bach’s complexe architectuur profiteert van dergelijke precisie, lijkt Mozart’s natuurlijke welsprekendheid erdoor verstikt te worden. Deze sonates, van de dramatische c-mineur K457 tot de contrapuntische uitdagingen van K576, vereisen een bepaalde nonchalance, een gevoel van geïmproviseerde perfectie die Hewitt hier mist.
Het problematische zit hem niet in wat Hewitt doet, maar in wat ze nalaat. Elke noot zit op zijn plaats, elke frase is zorgvuldig gemodelleerd, elke dynamische overgang is vakkundig uitgevoerd. Haar Fazioli-vleugel klinkt lumineus, de opnamekwaliteit is voorbeeldig. Maar waar blijft de verrassingseffect? Waar zijn die momenten waarop je plotseling denkt: “O, dát bedoelde Mozart eigenlijk”?
In K545, de beroemde ‘Sonata facile’ toont Hewitt perfecte controle over wat Schnabel ooit beschreef als “te makkelijk voor kinderen, te moeilijk voor volwassenen.” Haar vingerwerk is bewonderenswaardig, haar interpretatie van de schijnbare eenvoud intelligent. Toch mis je die speelse lichtheid die grote Mozart-pianisten als Uchida of Perahia wel weten te vinden – dat gevoel dat Mozart zelf aan het toetsenbord zit te improviseren.
K457 in c-mineur biedt Hewitt meer dramatische mogelijkheden, en hier komt ze het dichtst bij emotionele doorbraak. Haar aanpak van de openingsoctaven is indrukwekkend, de polyfone passages in het laatste deel krijgen de helderheid die je van een Bach-specialiste mag verwachten. Maar zelfs hier lijkt elke impuls zorgvuldig gepland, elke uitbarsting gedisciplineerd.
Het is misschien oneerlijk om Hewitt af te rekenen op het feit dat ze doet waar ze het beste in is. Haar technische perfectie is geen gebrek, het is een gave die ze consequent inzet. Het probleem ligt dieper: in een repertoire dat zo overspoeld is met uitstekende uitvoeringen, volstaat excellentie alleen niet meer. We hebben interpretaties nodig die iets essentieels toevoegen, die ons doen herontdekken waarom deze muziek belangrijk is.
Mozart’s late sonates bevatten momenten van diepe melancholie (vooral in K570), flitsen van humor, en architecturale vindingrijkheid die vooruitwijst naar Beethoven. Hewitt registreert dit alles accuraat, maar transformeert het niet. Ze geeft ons Mozart door een microscoop: elke detail perfect zichtbaar, maar de magie van het geheel enigszins verloren.
Dit is geen slecht album – verre van dat. Voor Mozart-liefhebbers die houden van heldere, goed doordachte interpretaties zonder excessen, biedt Hewitt precies wat ze zoeken. Haar liner notes getuigen van diepe kennis, haar pianistische ambacht is onbetwistbaar. Maar in een markt overspoeld met Mozart-opnames had dit album die extra vonk kunnen gebruiken die interpretaties onderscheidt van reproducties. Mozart verdient beter dan perfectie, hij verdient leven. (7/10) (Hyperion Records)