Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
Törzs – Menedék
Törzs is een post-rock band uit Hongarije. ‘Menedék’ is het vierde album van dit drietal. Met hun experimentele rock creëren ze complexe, instrumentale nummers waar ze shoegaze elementen aan toevoegen. Het kalme intro van ‘Egy pillanatban a végtelen’ (‘Infinity in a moment’) is intrigerend. Dat geldt ook voor het vervolg. De meeste wendingen in tempo en volume verlopen geleidelijk, de compositie is boeiend. Je voelt de emotie waarmee gespeeld wordt, regelmatig word ik geraakt door hun muziek. Dat gebeurt niet alleen in de sober gespeelde delen, maar ook in de forte (dus luid) gespeelde stukken. Dit houdt Törzs het hele album vol. Er zijn prachtige wisselwerkingen tussen hele ingetogen/minimalistische muziek, en rock-metal en/of intens gespeelde delen. Het is steeds weer verrassend hoe een nummer verder gaat. Af en toe lijkt een nummer te eindigen, maar dan blijkt het een wending te zijn. Ieder nummer heeft een mooi einde, maar er had iets meer variatie in mogen zitten op de manier waarom de nummers eindigen. De balans en afwisseling tussen de instrumenten is prima. ‘Menedék’ is een album om in alle rust van te genieten. (Esther Kessel-Tamerus) (8/10) (Pelagic Records)
Elijah Jeffery and Eddie Gripper
Een piano en een stem: meer heb je niet nodig om een goed album te maken. Vooral niet als de stem toebehoort aan Elijah Jeffery is: een man gezegend met fluwelen stembanden die al vlot verraden dat de scholing gericht is geweest op theaters. Samen met de klassieke, melodieuze begeleiding van Gripper resulteert dat in een album dat slechts een half uur in beslag neemt, maar je wel achterlaat met het gevoel naar iets bijzonders te hebben geluisterd. Het is puur, zonder achteraf geknutsel in een studio met overdubs of effecten. Het is alsof je naast de vleugel van Gripper hebt plaatsgenomen, waar je kunt verwonderen over het bereik van Jeffery in, bijvoorbeeld, het galante ‘Close Your Eyes’. Dat is misschien wel de beste tip: sluit de ogen en luister. Luister naar het ingetogen ‘Because of You’ en het meer puntig gespeelde ‘True Love Never Dies’. Laat je meevoeren in de bewerking van Henri Purcells’ ‘Dido’s Lament’ (When I Am Laid in Earth)’. Het is het dramatische hoogtepunt en sluitstuk in de opera ‘Dido en Aeneas’: een razend complexe melodie die Jeffery meesterlijk vertolkt: emotioneel en verhalend, zoals Purcell het stuk moet hebben bedoeld. Zeg daarna met ons: een goede pianist en een uitstekende zanger. Meer heeft een mens niet nodig om geluk te vinden in muziek. (Jeroen Mulder) (8/10) (Elijah Jeffery and Eddie Gripper)
Lil Wayne- Tha Carter VI
Na zeven jaar stilte keert Lil Wayne terug met ‘Tha Carter VI’, een album dat zijn grenzeloze creativiteit toont maar tegelijkertijd zijn zwakste Carter-installment blijkt. De 67 minuten durende plaat bevat 19 tracks vol verrassende samenwerkingen. Van de helaas nog altijd onvermijdelijke Bono op ‘The Days’ tot operazanger Andrea Bocelli op ‘Maria’,maar mist de samenhang die eerdere delen zo krachtig maakte. Wayne’s lyrische scherpte blijft onverminderd aanwezig, vooral op hoogtepunten als ‘Welcome to Tha Carter’ en ‘Written History’. De veteraan rapper toont zich nog altijd een meester in woordspelingen en flow-variaties. Helaas ondermijnen povere productiekeuzes en misplaatste rock-experimenten zoals ‘Island Holiday’ het geheel aanzienlijk. De albumstrategie voelt gefragmenteerd aan – ontworpen voor de streaming-generatie maar zonder duidelijke visie. Gastoptredens van zijn zonen voegen weinig toe, terwijl samenwerkingen met artiesten als BigXthaPlug wel overtuigen. Ondanks individuele sterke momenten slaagt Wayne er niet in de culturele impact van ‘Tha Carter III’ te evenaren. Het album bewijst zijn blijvende invloed maar voelt als een gemiste kans. (Elodie Renard) (6/10) (Young Money Records)
Pulp – More
Na 24 jaar stilte keert Pulp terug met ‘More’, en wat een comeback. Jarvis Cocker en zijn Sheffield-compagnons bewijzen dat oudere rocksterren nog steeds relevante muziek kunnen maken zonder in nostalgie te vervallen.Het album begint sterk met ‘Spike Island’, waarin Cocker zijn rol als performer bevraagt terwijl hij bekent: ‘I was born to perform, it’s a calling.’ De productie van James Ford geeft de band een eigentijdse glans zonder hun theatrale DNA te verliezen. ‘Got to Have Love’, oorspronkelijk uit 1999 maar nu afgemaakt, toont Pulp op hun best: disco-funk met strijkers en Cockers karakteristieke woordspelingen. Het echte hoogtepunt is ‘Grown Ups’, waarin de zanger zingt: “I am not ageing/No, I am just ripening.” Het nummer vat perfect samen hoe Pulp omgaat met volwassenheid – niet met bitterheid, maar met wijsheid en humor. ‘Hymn of the North’ fungeert als liefdesverklaring aan Sheffield en het werkende volk, bewijs dat de band hun roots niet vergeten zijn. Hoewel de tweede helft wat traag wordt met introspectieve ballads, blijft de kwaliteit hoog. Producer Ford zorgt voor warme arrangementen met strijkers van het Elysian Collective, terwijl gastmusici van Cockers JARV IS… project de sound verrijken. Het album is opgedragen aan overleden bassist Steve Mackey, wiens aanwezigheid voelbaar blijft. ‘More’ vermijdt alle valkuilen van reüniealbums. In plaats van hun jaren ’90 successen te kopiëren, leveren Pulp een eerlijke reflectie op ouder worden, creativiteit en sterfelijkheid. Het is authentieke kunst van een volwassen band die nog steeds iets te zeggen heeft. (Jan Vranken) (8/10) (Rough Trade)
Curtis Nowosad – I Am Doing My Best
De grootste verrassing op deze nieuwe plaat van componist en drummer Curtis Nowosad is de Zimbabwaanse zangeres Joanna Majoko die we voor het eerst horen in het tweede stuk, ‘Choices (A Butterfly Breaks Free)’. Haar stem neemt je letterlijk mee een andere wereld in; gelijk de vlinder die ze bezingt, fladdert ze over de muziek heen, expressief en tegelijkertijd heel kwetsbaar. Daarmee zorgt ze er ook voor dat je geen eenduidig label kunt plakken op dit album. Nowosad laat zijn muziek in een aantal stukken bijvoorbeeld klinken alsof we teruggaan naar de jaren zeventig en tachtig, met duidelijke fusion-invloeden van bijvoorbeeld Return To Forever en Mahavishnu Orchestra. In die stukken overheerst de funk, zoals in ‘Echo Delta’, inclusief gitaarwerk dat ook op een Santana-album niet had misstaan. Zo wisselt Nowosad prachtige ballads met die betoverende stem van Majoko af met onweerstaanbare groove en swing in stukken als ‘No Such Place As Away’ waarin de drummer vanzelfsprekend een hoofdrol speelt naast gitarist Andrew Renfroe. Dit is het eerste album met uitsluitend eigen composities van Nowasad. En wat ons betreft blijft de New Yorkse drummer doorgaan met schrijven. Het resultaat is namelijk een subliem schijfje dat als een ware tijdreis laveert tussen retro-fusion en moderne jazz met een Zimbabwaanse engel als verleidelijke sirene. (Jeroen Mulder) (9/10) (La Reserve Records)