Terwijl vrijwel alle bands en artiesten bij de clubs in Europa langs gaan als opwarmertje voor het komende festivalseizoen doet de Frans-Libanese multi-instrumentalist Ibrahim Maalouf een nabrandertje in Genk. Afgelopen dinsdag stond hij in de Grote Zaal van het C-Minecomplex om zijn album ’40 Melodies’ uit 2020 te presenteren. Dit deed hij samen met de Belgische gitarist, en tevens zijn vaste crewlid, Francois Delport.

In Frankrijk en binnen de wereld van Jazzmuziek inmiddels wereldberoemd, wist hij de Arabische muziek in de westerse wereld salonfähig te maken. Veelal door improvisatie met het extra ventiel aan zijn trompet produceert Maalouf vernieuwende klanken waarmee hij vaak dromerige sferen creëert en muziekstijlen vermengd. Typerend voor de carriere van Maalouf is dat hij vrijwel altijd als Jazz-muzikant wordt gepresenteerd. Deze artiest is echter veel meer dan dat. Zo arrangeerde hij ontelbaar vaak de muziek voor films en tv en componeerde inmiddels meer dan tien symfonische werken. Blijkbaar weet hij van dit stigma nooit af te geraken en wordt hij dan ook in Genk geprogrammeerd in het kader van de C-Mine Jazz-Night. Wellicht dat dit de reden was dat de zaal goed gevuld maar niet uitverkocht bleek te zijn.

Na een kort geïmproviseerde intro werd duidelijk wat de artiest samen met zijn metgezel kwamen doen die avond. Praten over zijn eerdere werken. In het bijzonder hoe situaties, levenservaringen en melodieën hem geïnspireerd en gevormd hebben tot de muzikant die hij tegenwoordig op zijn veertigste is. Hij vertelde over het vaderschap en de macht die deze mijlpaal in zijn leven had op het componeren van muziek. Over zijn liefde voor zangeres wijlen Umm Kulthum. En hoe hij als 12-jarige jongen terugkeerde naar zijn land, lopend door Beirut, met een walkman met muziek van Led Zeppelin op, tot inspiratie kwam voor het componeren van het nummer opgedragen aan deze stad. Veel praten dus. Helaas te veel. Door ook nog eens vaak uit te wijden in zijn verhalen was er bij tijden en wijlen geen knoop meer aan vast te knopen.

Jammer dat vrijwel ieder nummer voorafgegaan werd met een monoloog van minuten, want juist de nummers die voor deze gelegenheid van zijn veertigste verjaardag ontdaan zijn van smuk waren echte pareltjes. Zienderogen viel te bespeuren dat het publiek smachtte waarvoor ze gekomen waren, namelijk een eerste kennismaking met het muzikale genie dat Ibrahim Maalouf wel degelijk is. Een gevoel van opluchting was voelbaar op de spaarzame momenten dat de artiest zijn lippen legde op het koperwerk dat zo onmiskenbaar aan hem verbonden is. ‘Red and Black Light’, normaliter een nummer waarbij orkestrale bombast niet geschuwd wordt, was juist in deze setting intiem en puur.

Tussen de monologen een eerbetoon aan Louis Armstrong met het nummer ‘Happy Face’. Voor Maalouf een moment om het publiek te vragen mee te zingen op de wijze zoals Armstrong het zou hebben gedaan. Dit werd gelukkig niet door het publiek opgepakt. Arme Louwieke zou zich hebben omgedraaid in zijn graf.

De kracht van het terugschalen tot trompet en gitaar, soms ook piano en gitaar, pakte zoals gezegd goed uit. Dat dit ook mede te danken was aan de vakbekwame kwaliteiten van gitarist Delporte stond buiten kijf. Het was hij die Ibrahim Maalouf liet shinen en nergens de hoofdrol probeerde op te eisen omdat hij toevallig die avond een thuiswedstrijd speelde.

Het aanwezige publiek bedankte de artiest met een staande ovatie. Wellicht meer uit respect en dankbaarheid dat hij de weg naar Genk heeft kunnen vinden. Wij zagen eerder een artiest die zichzelf graag hoorde praten. Hij had die avond goud kunnen verdienen maar bleef om die reden met onafgestoft koper in handen staan.

Foto’s (c) Perry Hermans

Deel: